Hollands Weekblad. Jaargang 2(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Gedichten D. Hillenius Gordijn vanuit de zee getrokken regenend over het stille land De ruiten van de zaal barsten water schiet in rechte lijnen snel web stilleggend het orkest mensen worden opgedreven als ongedierte naar kleine openingen in het dak slangvissen zwemmen zoekend boven de huizen we zitten op duintoppen, in een bootje kleine cycloon van wellust dat ik je zo moest vinden Om te verbreken het eindelijk evenwicht van groene rust, de stilte van vogels veranderde Hogerhand de dochter van de Koning in een ree Het volk keek angstig toe dreiging verwachtend, verwoeste steden bergen, dorre beddingen, insecten De Koning was verrukt alsof zijn liefste een nieuw sieraad nieuwe geur verademing voor het opnieuw stille land Er is niets bestendiger dan vlucht de wens tot vluchten de herinnering aan vluchten uit de heksenkring van omstanders palissaden om een ongeluk gesprekken, de eisen, de zachte dwang de gele lichten der bewaarhuizen samen naar de Mattheus het bloedend hoofd wordt bonkend ingezet meeleven, samenleven, de oude handen niet weg te slaan als kakkerlakken Niets bestendiger dan vlucht momenten van gelukkige eenzaamheid sterremos, de geur van verschroeide duinen de kleur en het gevoel daarvan [pagina 15] [p. 15] Het Interregnum Er liep een Tibethaan in Artis - mensen reizen veel, de tijd gaat dringen - hij wandelde langs perken herten en antilopen en ook de vicugna's trokken zijn bedroefde aandacht hij blies een eeuwenlange hoorn dat de hekken tot zand verweerden en de bladeren lispelden als bidmolens Rousseau heeft nooit mooier gezien Nu komt pas het hoofdstuk van dat de herten verdwenen alle lichtvoetige dieren Gevlekte wolfshonden joegen op vette lijven in de straten beverratten, marmotten en de grote wombat ondergroeven de slechtgebouwde huizen regen smolt het puin tot klei mijn klein gebied ontsnapte aan de aandacht van het groot gebeuren ik was altijd goed voor padden en Lycaon was ik zelf toen Redunca voortvluchtig als de duif komt met olijven of een kleine hagedis zou ik opnieuw de moed hebben? Mag ik zinspelen vroeg ze en kwam mijn tuin binnen Hoogliedje De kamelen hebben met heuvelpassen hun onvriendlijke bewakers vergeten elpen klanken spinnen zilveren bevrijding in ruimte van nacht nu gaan wij zacht tegen elkander open springend van dans is mijn gazelle haar vingers zijn vlugge vissen van verleiding rood zijn de glanzende kieuwdeksels diep en ondragelijk strelend onvangbaar verlokkend haar lippen een honingmerk dijen een verlangende oever haar borsten zijn vrijheden roepend om verdrukking haar lijf is leven om drinkend in te verdwalen er zijn nog honderdduizend huidmondjes te kussen Vorige Volgende