ken en slechts te zeggen: ‘Ik ben er van overtuigd’, dat is het vreselijkste wat we vandaag kunnen uithalen. De meest juiste situatiebepaling van heden is te kijken en te ervaren. Dat ervaren wil zeggen: het verstand en de emotie tegen elkaar uitspelen.
Ik wil niet te elfder ure de pretentie hebben dat dit artikel zou handelen over beeldende kunst. Wel meen ik dat onze situatie en ons denken over kunst met deze zaken alles te maken hebben. Zoals het bestaan van het Hollands Weekblad waarin het gedragspatroon van zijn schrijvers en lezers blijkbaar veel belangrijker is dan de politieke en levensovertuiging die ook bestaat.
De beeldende kunst kent geen standpunt meer. Letterlijk: de perspectief is tot nul gereduceerd, zij was het visuele oordeel over een toestand, beschouwd vanaf één standpunt. Het Cubisme analyseerde zo'n toestand als vorm, paste in een iets later stadium het simultané toe en synthetiseerde de fragmenten tot een reportage-achtig totaalbeeld. Belangrijker is dat ‘het standpunt’ zich steeds minder ging bemoeien met de werkelijkheid buiten het schilderij. Het portret is altijd een van de zuiverste graadmeters geweest over de mentaliteit waarmee men schilderde. Het portret was een standpunt over de mens. Het zag de mens trots en ijdel in de renaissance, krachtig en ijdel in de barok, glimlachend en ijdel in de roccoco, burgerlijk en ijdel in de 19e eeuw. De formuleringen zijn te variëren en uit te breiden over deze en andere tijdperken, maar het is bijna niet mogelijk in de 20e eeuw goede portretten aan te wijzen die iets met die die oude stelligheid hebben te maken. Daarentegen hebben ze vaak alles te maken met het lijden, met de angst, met de onzekerheid. Dat doet natuurlijk geen afbreuk aan die schilderkunst. Maar het kan duidelijk maken dat de redding van een mensbeeld in die schilderkunst niet per se de verlangde stelligheid oplevert. De mens bleef in het expressionisme behouden maar sinds Van Gogh vraagt die expressionistische schilder aan de spiegel wie hij is. En zelfs de grootste kunstwerken herhalen die vraag.
Het positieve dat men wenst zit juist in de schilderijen en beelden die een plaats buiten de realiteit innemen, of beter, die als nieuwe dingen aan de realiteit worden toegevoegd. Dat is de kunst van dit moment. De kunst van dingen waarin menselijkheid bestaat naast dierlijkheid, redelijke zaken naast verbijsterende wonderen, cerebraliteit naast moeiteloze fantasie. Nieuw is vooral het zién van deze dingen, niet zonder geluk of zonder interesse, doch zeker zonder vooroordeel en bijna zonder oordeel. Nieuw is het gaan tussen de dingen en te zeggen: kijk dit is, dit gebeurt buiten mij, dit gebeurt in mij. De wereld speelt zich af in mij. Ik speel in de wereld. Ik ben de unieke mens, maar ik ben ook de collectiviteit. Ik ‘de onvervangbare’ ben ‘the family of man’. Nieuw is dat men het zegt en dat men het zo zegt, pretentielozer dan een vorige generatie. Nieuw is dat het leven van de mens eerder begint: ‘ik adem, dus ik ben’. Zo begint het leven ook bij de planten, de insecten en de vogels van de beeldende kunstenaars. Men wordt al mens bij de dingen en de dieren. En zelfs in de handeling, in het omgaan met verf, in de zgn. ‘action-painting’ kan een formulering ontstaan, een ding van verf, waarin wij meeleven, wanneer men althans in staat is in kleur en verf iets mee te leven. Wanneer de verf niet altijd het alibi behoeft van de tulp, de koe, het naakt of de heilige voorstelling.
Een beeld van Tajiri is geen standpunt over de wereld, het is een beeld gegeven aan de wereld. Het is de kracht en lieflijkheid en poëzie van de Japanner Tajiri. Een beeld van Carel Visser geeft geen beeld van de wereld. Het is de heldere ruimte gesmeed aan de sobere kracht van zijn beeld.
Dit alles maakt niet dat ik geen oordeel heb over kwaliteit, integriteit, authenticiteit. Ik ga er hier van uit dat ze aanwezig zijn. Maar ook dan kan de vraag gesteld worden of het mogelijk is dat dit alles naast elkaar bestaat. Of men ook tussen deze mogelijkheden niet kiezen moet?
Ik voel mij tot de keuze niet verplicht. Ik ben er veeleer verheugd over dat ik afwisselend door deze en gene kunst gekozen wordt. Dat m.a.w. de kunst mij mogelijkheden verschaft om te leven en die mogelijkheden vergroot. Zij raakt de meest verschillende gebieden in mij, ik blijk het oord van de vreemdste bewoners, die reageren op de merkwaardigste stijlen. Een oude voorvader springt hinnekend op bij een negermasker, een steile Zeeuwse boer herkent Mondriaan, een brocate jongeling reageert alleen op Modigliani. Ik protesteer slechts als de proleten in mij zich gaan roeren bij Permeke en Chabot. Maar de meesten laat ik vrij spel. Ik kijk en avonturier via hen. Volslagen amoreel gelijk Simenon. Volslagen Christelijk als het ‘oordeel niet’.
Een van mijn mogelijke creaties stuur ik 's ochtends de wereld in. Hoewel hij zich met kunst mag bezig houden moet hij geheel zelfstandig praten, schrijven, motiveren. Hij brengt er dan ook verreweg het minste van terecht. Hij is wat men noemt een onmogelijk mens.