Musical aan de Amstel
H. van den Bergh
Terwijl in Amerika al jarenlang bijna alle grote Broadway-successen musicals zijn, hebben wij eigenlijk pas vorige week kennis mogen maken met de eerste voldragen Nederlandse ‘muzikale komedie’. In het kader van de Kunstmaand Amsterdam is een reeks opvoeringen gegeven van Alle wegen gaan naar Amsterdam van Mies Bouhuys, met muziek van Walter Kous.
Een dergelijk groots opgezet schouwspel, aarzelend het midden houdend tussen operette, variété, modern ballet, revue en cabaret was blijkbaar tot nog toe in Nederland niet levensvatbaar. En nu dan? Zwaar gesubsidieerd door de Kunstmaand, onder auspiciën van Het Parool, opdringerig gesponsored door de B.P. en de Daf-fabrieken, heeft men toch voor koor en figuratie met amateurkrachten moeten werken om de kosten te drukken en nóg niet genoeg publiek kunnen trekken om vijf maal theater Carré te vullen. Het hier ontbreken van praktisch onbeperkte drommen theaterpubliek - in Amerika bovendien bereid vijf maal hogere entreeprijzen te betalen dan wij in Nederland gewend zijn - zal wel de droevig-materiële oorzaak blijven van het kwijnen van deze kunstvorm in ons land.
Onbekendheid met de speciale moeilijkheden die samenhangen met de produktie van een dergelijke voorstelling heeft er dan ook toe geleid dat onoordeelkundige recensenten in enkele kranten (o.a. in de Nieuwe Rotterdammer van dinsdag 24 mei) hoogst onbillijke besprekingen aan de première van deze musical hebben gewijd. Men besefte niet dat in Amerika een dergelijke show maandenlang in provinciesteden wordt ingespeeld en bijgeschaafd voor de pers er op los wordt gelaten. De onmogelijkheid om dit hier te doen heeft onvermijdelijke gebreken bij de persvoorstelling ten gevolge gehad, waarvoor de uiterste clementie op zijn plaats zou zijn geweest.
Hiermee is natuurlijk niet gezegd dat als wij ons op een billijk standpunt plaatsen er uitsluitend gejuicht zou moeten worden. De decorontwerper Willy Ledel had kleurarme streperige achtergronddoeken van Bernard Buffet afgekeken, die geen ogenblik de suggestie van Amsterdamse grachten, Amstel of Waterlooplein opriepen. De Zeedijk was een wonderlijk zwart plein en het Chinese restaurant in de Binnen Bantammer leek sprekend de balzaal van het Waldorf-Astoria. De regisseur Johan Greter had voorts het amateur-koor (een onvermijdelijke handicap) niet weten te inspireren tot een enigszins aanvaardbare actie, zodat de hoofdstedelijke elite op het terras van het I.C.C. een ergerlijke parodie werd op onze betere kringen, zoals allleen een kwaadwillige Rotterdammer haar had kunnen uitdenken. Het verhaal en de tekst van Mies Bouhuys waren vermakelijk, maar toch wel erg doorregen met onnozele grapjes als het 9000 maal herhalen van de ‘volksuitdrukking’ stinktor (?!) voor auto. In het programma vertelt zij ons dat haar werk een voortdurend pleidooi is voor met poëzie geladen realiteit. Dat houdt helaas in dat de teksten van haar songs een literaire vlucht nemen die op het eerste gehoor (en daar zijn ze voor) soms niet te volgen is, nog afgezien van de vraag of poëtische erupties als: ‘ik word zo groot en klein’ zelfs bij nauwkeurige bestudering wel ooit begrijpelijk worden.
Dit alles neemt niet weg dat de avond als geheel een tintelend genot was voor alle bruikbare zintuigen. De speelse originele muziek en de uitgeslapen arrangementen van Pi Scheffer waren een voortdurend feest. Menig deel, b.v. het terzet met de glazenwasser was al een volmaakte musical-scène. Ook de welhaast obligate nozemrel verraste door het originele, cabaretachtige inschakelen van Oud-Vaderlandse Rijmpjes. De beroepsspelers deden over het algemeen het maximum of meer dan dat met de teksten die hun waren toebedeeld, al zingt Rom Kalma beter dan hij speelt door een houten verlegenheid met zijn zware figuur en al speelt Tine de Vries beter dan ze zingt met haar felle, maar ongeschoolde geluid. De grootste verrassingen van deze opvoering waren de prachtige metaalstem van Tabe Bas, helaas tot nog toe in de opera veel te weinig aan bod gekomen, en het innemende gemak waarmee de enige niet-beroepskracht die een hoofdrol vervulde, Hedy d'Ancona, zich wist te handhaven temidden van haar veel geroutineerder collega's. Ja zelfs was zij de enige die het haar toegedachte type werkelijk uitspeelde en volhield, wat van haar schattig gezongen en intelligent gebrachte rol de gaafste vertolking in deze show maakte. Rest ons slechts te hopen dat de Kunstmaand hiermee heeft bijgedragen tot de musical-mindedness van ons publiek, noodzakelijke voorwaarde voor dergelijke feestelijke vertoningen in de toekomst.