veertien jaar was werden de legioenen uit de buurt omgekocht door zijn eerzuchtige grootmoeder Moeza, die (zoals Herodianus letterlijk zegt) ‘geacht werd hopen geld te hebben’. Tevens werd verteld dat hij een onechte zoon was van Caracalla (vandaar ook Antoninus in zijn verwarrende reeks namen). Het leger was wel zo goed om hem tot keizer uit te roepen. Dit klinkt vreemd, maar velen van ons zullen zich herinneren dat het schoolboek op een gegeven moment amechtig de Romeinse geschiedenis afbrak met de aankondiging, dat nu de soldatenkeizers kwamen. Inderdaad wordt dan het tempo van opvolging en vermoording ‘fast and furious’, en het is niet te verwonderen, dat het schoolboek het opgeeft.
Verwonderlijker is dat de bewoners van het Romeinse rijk het niet opgaven. Stelt u voor: enige eeuwen militaire dictators. Wat geholpen moet hebben is dat er toen geen algemene dienstplicht bestond en dat de dictators niet konden optreden voor radio of televisie. In ieder geval, de manieren waarop het principaat in deze eeuwen bereikt werd zijn zo veelvuldig en vreemd, dat men zich over de uitroeping van Helegabalus niet behoeft te verwonderen. Een lichtpunt van redelijkheid is in die tijd het bij opbod verkopen van het keizerrijk door de praetoriaanse garde, wat eenmaal gebeurde. Schrijvers van historieboeken plegen hier ach en wee over te roepen, maar ik vind het een triomf van consequentie en helder denken, die, zoals altijd, maar zeer kort duurde.
De nieuwe keizer had blijkbaar een gezonde onverschilligheid voor de dingen die met het regeren van rijken samenhangen. Ook was hij blijkbaar onverschillig voor de andere sekse, maar niet voor personen van het mannelijk geslacht. Hij had zelfs officieel een gemaal, ook omdat dat nu eenmaal zo hoorde, en achtereenvolgens drie gemalinnen, waarvan één de abdis der Vestaalse maagden was, welk novum natuurlijk niet naliet te choqueren. Hij gaf vele dure en wanordelijke feesten, maar voerde geen oorlogen, al zorgde zijn omgeving natuurlijk wel voor de routine van politieke moorden. Gladiatorengevechten schijnt hij ook weinig georganiseerd te hebben.
De reputatie van personen die wij uit de geschiedenis kennen is een raar ding. Alle schrijvers van Romeinse geschiedenis prijzen Augustus, maar als men zich de moeite neemt de carrière van deze keizer te bestuderen vindt men dat hij veel meer gemeens heeft uitgehaald en veel meer mensen laten vermoorden dan de erkende ‘monsters’ als Caligula en Nero. Het is dan ook niet te
verwonderen dat in de
Historia Augusta Helegabalus een ‘monster’ is. Wat choqueerde hij al niet. Hij introduceerde een Aziatische godsdienst in Rome (alsof men niet al tijdens de republiek Aziatische goden met monotone regelmaat binnenhaalde), hij deed dingen voor zijn plezier en voerde geen oorlog. De prooi voor een journalist als Aelius Lampridius. Hij kende ook al het in ‘yellow journalism’ zo bekende trucje te suggereren dat hij nog veel meer kon zeggen als hij wilde. Hij vertelt ons dat er vlak na de dood van Helegabalus vele geschriften over hem verschenen zijn, waaruit hij niet citeert omdat ze te sensationeel waren. Wel, wel! De brave Lampridius heeft intussen de keizer al beschreven als ‘per cuncta cava corporis libidinem recipientem’ en deze bewering met vele voorbeelden gestaafd. Ook geeft hij ons de merkwaardige inlichtingen: onus ventris auro excepit, in myrrinis et onychis minxit. Een grote luxe, voorwaar, maar nauwelijks een bijzonder genoegen. Neen, Lampridius geeft ons de meeste bijzonderheden, maar ook al zijn ze allemaal juist: abito Lampridius, in Couperum transeamus.
Couperus heeft zich zeer nauwkeurig aan de bronnen gehouden. De gemaal van Helegabalus is bij hem niet Zoticus, zoals bij Lampridius, maar Hierocles zoals bij Dio Cassius, wat ook een juiste keus lijkt, want de laatste was tenslotte een tijdgenoot. Vele van zijn details komen uiteraard uit Lampridius, maar de geest is wel geheel anders.
Hij beschrijft natuurlijk vele ‘Romeinse orgieën’. Hierbij kon hij ook bouwen op een lange Victoriaanse traditie. Men denke aan het succes van Quo vadis. Het is trouwens merkwaardig hoe ‘Romeinse orgieën’ voor velen nog een rotsvast begrip zijn. In Italië ontmoette ik eens een voorman bij opgravingen, die, hoewel hij toch beter had kunnen weten door de Romeinse krotten-