De vrijheid en het nieuwe fascisme
J.L. Heldring
Fascist is een scheldwoord. Je kunt er misschien mee vervolgd worden wegens belediging. Toch heeft er eens een fascisme bestaan dat, hoe zwak van conceptie ook, ‘als protest tegen de maatschappelijke vervlakking en vervuiling, een eerlijk en idealistisch fascisme (was), dat in z'n beginperiode dan ook een beroep deed op degenen die de cultuur wilden redden en verrijken’. Aldus de antifascist Jacques de Kadt, die in zijn Het fascisme en de nieuwe vrijheid dit fascisme zag als ‘een verzet tegen de wereld van de nooit ernstig genomen idealen en tegen de wereld van de massa; tegen de wereld der klerken en tegen de wereld der maagvergoders’.
Dit fascisme van de jaren twintig, van mensen als Erich Wichman, heeft niets te maken met het middenstands- en rancunefascisme van de latere NSB of met het nihilistisch barbarisme van het Duitse nationaal-socialisme (waarin het echter wel, ten gevolge van de ‘halfslachtigheid van zijn wereldbeschouwing, die van het begin af aan een aantal mythen klakkeloos aanvaardde’, is opgegaan).
Bestaat dit soort fascisme nog? Neen, er bestaat geen politieke beweging van mensen die zich fascist noemen, maar er bestaat wel een geestesgesteldheid die merkwaardig veel lijkt op die van de eerste fascisten, een gevoel van ‘groot onbehagen’ over onze ‘zieke maatschappij, waarin alles om welvaart draait’.
Deze woorden zijn van ir J. van Malde, die in een artikel in het meinummer van Wending zijn gal uitspuugt over het ‘politieke klimaat in Nederland’. De schrijver, geboren in 1926 (tegen de tijd dus dat het ‘eerlijke en idealistische fascisme’ op zijn laatste benen begon te lopen), is dit klimaat kennelijk walgend ontvlucht, want hij werkt nu in Nigeria. Vandaar waarschijnlijk dat hij enkele feitelijke foutjes maakt bij de adstruering van zijn betoog. Hij is niet helemaal op de hoogte.
Maar om die kleine foutjes gaat het niet. Het gaat ook niet eens zozeer om zijn walging over Nederlands politieke klimaat. Hij zegt er enige juiste dingen over, maar op zichzelf is die walging niet zo origineel. Er zijn meer mensen die zeggen politici te missen ‘die toekomst scheppen’. Er zijn meer mensen die zeggen dat het hun niet meer lukt ‘in de politiek de uitdrukking van het leven te herkennen’. Er is een algemeen gevoel van onbehagen bij vele jonge intellectuelen. Van Malde's uiting is er één symptoom van.
Interessanter is zijn heilsverwachting. Hij verwacht niets meer van het overleefde partijenpatroon, maar alles van leiders. ‘De loop der dingen ligt in handen van enkele vermetelen... van grote beslissers... de grote verantwoordelijken’, zo haalt hij Van den Bergs Metabletica aan; en hij voegt er zelf aan toe: ‘Maar ook voor de gedetailleerde koers geldt, dat leidinggevende enkelingen haar bepalen.’ En later: ‘Ik heb nog nooit op een christelijke partij gestemd, maar ben bereid het morgen te doen wanneer zij geleid wordt door een man die blijk geeft de nood waarin wij verkeren te beseffen en de moed een andere koers uit te zetten te bezitten.’
Welke koers? Die welke wijst naar de oplossing van ‘de grote problemen van deze tijd’: het oorlogsvraagstuk, de buitenlandse politiek, ‘onze roeping als volk’, de steeds toenemende overbevolking, de verhouding kiezer-gekozene, het verkeer. ‘De politicus die dit zou doen zou mij moed geven dat hij krachten op zou roepen die tijdig wissels om zullen gooien om te voorkomen, dat wij psychisch en maatschappelijk op dood spoor komen.... Maar ik zie geen stuurman.’
Er is geen reden om te glimlachen over deze grote woorden. Zij zijn kennelijk in oprechte bewogenheid neergeschreven. Het zou ook onbillijk zijn ze af te doen met het etiket ‘fascistisch’. Wanneer zij, in hun protest tegen onze ‘zieke maatschappij’, in hun onverschilligheid jegens de partijprogramma's en in hun zoeken naar de ‘stuurman’, ons herinneren aan het vroege fascisme, dan trekken we die parallel niet om ons van de schrijver af te maken, nog minder om hem zwart te maken, maar om ons af te vragen of het onbehagen jegens de maatschappij en jegens de politiek, waarvan Van Malde's hartekreet maar één symptoom is, de voedingsbodem is van een nieuw fascisme, thans nog latent, maar later misschien - wanneer de alles verdoezelende welvaart verdwenen mocht zijn - virulent.