Hollands Weekblad. Jaargang 2
(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Brief uit Amerika
| |
[pagina 4]
| |
candidaat van zijn partij. De kans daarop is echter vooralsnog klein. Waar zal het nu in de komende verkiezingsstrijd om draaien? In de eerste plaats om Amerika's buitenlandse politiek en vooral de betrekkingen met Moskou.Ga naar voetnoot*) Nixon volgt de opvatting dat alleen een krachtig stellingnemen indruk op de Russen zal maken. Gedachtig zijn ten onrechte verworven reputatie als ‘de man die Chroestjof op zijn nummer zette’, zal hij voortborduren op het thema van ‘geen inch wijken’. Stevenson heeft zijn standpunt hierover in zijn rede te Chicago uiteengezet: ‘...vrede is niet het resultaat van een conferentie, maar van een voortgezette conversatie. Maar er zijn bepaalde opvattingen die dergelijke onderhandelingen bijzonder moeilijk maken. En wij hebben daar zelf ons aandeel in. Ik geloof dat vele van onze stereotype opvattingen over de Russen foutief zijn. Wij beschouwen hen als uiterst ideologisch en als mensen die voortdurend een wereldrevolutie aan het voorbereiden zijn. Ik geloof niet dat zij dat doen. (-) Met Stalin hadden wij ongetwijfeld te maken met een maniak wiens ideeën ons op het randje van de hel brachten. Maar met Mr Chroestjof hebben wij te maken met een krachtige en realistische politicus en polemicus. Ik betwijfel het echter of zijn visie dermate door apocalyptische visioenen wordt verduisterd, dat wij geen dialoog van de rede met hem zouden kunnen houden.’ Voorts zal vermoedelijk ook Amerika's houding tegenover de zogenaamde onderontwikkelde gebieden ter sprake komen en daarmee ook het beleid in Azië. Misschien dat er zelfs over Rood China zal worden gesproken en het zou kunnen dat er dan voorstellen zullen worden gedaan die op de lange duur de deur openen voor nieuwe en vrijmoediger contacten. Misschien dat als een gevolg daarvan het State Department eindelijk toestemming zal geven aan journalisten om Rood China te bezoeken, misschien dat er een aarzelend begin zal worden gemaakt op economische en culturele basis. Het valt echter te betwijfelen of dit zo duidelijk in de verkiezingscampagnes gesuggereerd zou worden. Een derde onderwerp waarover de nodige harde woorden zullen vallen is het beleid ten aanzien van Cuba en Zuid-Amerika. Stevenson heeft ongeveer aangeduid wat er van Democratische kant hierover te berde gebracht zal worden, toen hij in zijn rede Zuid-Amerika De tekeningen in dit nummer (‘Hanengevechten’) zijn van Peter Vos beschreef als ‘making no mean contribution to world hopes and also to world tensions, especially Cuba.’ Washington heeft tot dusver een weinig critische rol gespeeld in de relaties met deze gebieden, maar het is mogelijk dat Nixon hiervan zal afwijken. Nu de Castro-regering stappen heeft ondernomen om het diplomatieke contact met Moskou en Rood China te herstellen, zal het in ieder geval steeds moeilijker worden de huidige gedragslijn van afzijdigheid vol te houden. Wat de nationale politiek betreft, beide partijen zullen het hunne te zeggen hebben over de ‘civil rights’ en de positie van de Amerikaanse neger. Ofschoon de Democraten wat dit punt aangaat altijd een nogal ambivalente koers hebben moeten varen, teneinde het Zuiden dat traditioneel en bloc Democratisch stemt niet tegen zich in het harnas te jagen, heeft Stevenson meer dan eens laten weten dat hij President Eisenhower's politiek van ‘hands off’ niet bewondert. In 1956 was ‘civil rights’ een belangrijk punt in de verkiezingsprogramma's van beide partijen. Een dergelijke prominente plaats zal het in 1960 vermoedelijk niet meer innemen, mede omdat de onlangs aangenomen ‘civil rights’-wet een redelijke tegemoetkoming aan de eisen van het ogenblik is. Aan onderwerpen voor een levendige gedachtenwisseling ontbreekt het dus niet. Het is echter de vraag in hoeverre het tot een werkelijk interessant openbaar debat tussen de candidaten zal komen, voordat de gemoederen dusdanig verhit zijn dat aanvallen van persoonlijke aard alle andere gespreksmogelijkheden zullen overheersen. Dat was althans, ondanks Stevensons pogingen, zowel in 1952 als in 1956 het geval. |
|