Niet dat Napoleon er daardoor als slachtoffer komt uit te zien: het is niet het soort stuk waarin het ene personage zich iets aantrekt van wat het andere zegt. Shaw geeft Napoleon een paar mooie tirades in de mond over de angst, de Engelsen en het kolonialisme. Die laten de anderen weer koud. Hij maakt van de held een blijspelfiguur, maar geen zielige. Het resultaat is een nogal vorm- en spanningsloos verhaal, met hier en daar onderhoudende dialogen, maar meer ook niet. Het werd door de Haagsche Comedie zonder veel animo vertoond, in een vlakke regie van Frans van der Lingen die zelf de brutale luitenant te onbeheerst speelde, met Paul Steenbergen als Napoleon, in afwachting van de magnifieke dubbelrol die hij na de pauze in het stuk van Anouilh te zien zou
geven, met Joris Diels als voortreffelijke herbergier, en Carla Dura als de spionne, in de tweede helft beter op dreef dan in de eerste, met als bezwaar dat zij haar stem soms op zijn Myra-Wards forceert; dat klinkt bij haar voorbeeld meestal wel, maar bij haar niet overtuigend.
Bij Shaw krijgt men het idee dat hij eens een grappig, spottend stukje heeft willen maken met als hoofdfiguur die Franse generaal over wie altijd zo'n drukte wordt gemaakt. Maar bij Anouilh is meer aan de hand dan alleen de behoefte een caricatuur van Napoleon te fabriceren. Hij ontluistert het traditionele beeld van de nationale held en van de honderd dagen die tussen Elba en St. Helena lagen, omdat hij niet in dat beeld gelooft en omdat hij duidelijk wil maken waarin hij dan wel gelooft. Hij gebruikt daarbij, zoals gewoonlijk, veel komische effecten, dit keer nog meer dan anders. Hij noemt het stuk een tragi-comedie, maar het tragische komt er vrijwel niet in aan bod. Daardoor ontbreekt het tegen elkaar schuren van het trieste en het lachwekkende, dat de bewonderaars van Anouilh tot verrukking en zijn tegenstanders tot ergernis brengt.
De drie hoofdfiguren zijn Napoleon, Lodewijk de Achttiende, en Fouché, de doortrapte knecht van twee meesters die als commentator en klankbord fungeert, en die ondertussen nog de gelegenheid krijgt - nogal een sentimentele wending in het stuk - duidelijk te maken dat hij zijn laagheden vooral uit liefde voor een zoon bedreven heeft. Napoleon beheerst het eerste en het derde bedrijf, Lodewijk XVIII het tweede. Zij worden door dezelfde acteur gespeeld, en daarmee accentueert Anouilh wat ook in de tekst duidelijk tot uitdrukking komt, namelijk dat er tussen de twee niet zoveel verschil bestond, dat zij zich beiden van dezelfde mensen, methoden en ideeën bedienden. ‘De hele geschiedenis van Frankrijk, zegt Napoleon, is een sjachermarkt. Daarom hou ik ervan, met alles wat erbij hoort’, en een bedrijf later gebruikt de koning hetzelfde beeld in hetzelfde verband. ‘Ik ben de acteur van een historisch melodrama’, roept Napoleon, en de koning even later: ‘Ik slik alles. Ik ben de maag van Frankrijk.’ Beiden geven zij dezelfde raad aan een jonge idealistische Napoleon-officier, die het hoofd vol heeft van trouw, eer en rechtvaardigheid. Die raad komt neer op: ‘Ga trouwen en leer een vak. Praat je kinderen niet teveel over idealen, daar hebben zij niets aan in hun leven. Een mens heeft meestal wel wat beters te doen dan te sterven. De jeugd zou zichzelf tot ideaal moeten kiezen; zij zou zich moeten richten op de verscheidenheid van het eigen persoonlijke leven, en niet op de politieke “foire d'empoigne”’.
Het is dus een stuk met een duidelijk uitgesproken ‘filosofie’, meer een moraliserende comedie dan een tragi-comedie: alle figuren en hun onderlinge relaties zijn te onpersoonlijk om tragisch te kunnen zijn. Maar behalve levensles en blijspel, en behalve een poging om de Fransen te schokken in hun patriottisme (met als climax het slot waarbij Napoleon scheep gaat onder het spelen van het Engelse volkslied), is ‘La Foire d'Empoigne’ een stuk waarop twee spelers hun acteursvirtuositeit kunnen botvieren. Onder regie van Joris Diels zijn zowel Paul Steenbergen in de dubbelrol van Napoleon-Lodewijk als Frans van der Lingen in de lange grijze jas van de spichtige Fouché er in geslaagd aan dit ontragische verhaal de opzichtige verf te geven waaraan het behoefte heeft, daarbij gesteund door de vertaling van H. Albach-Tielrooy, de marsmuziek van Jurriaan Andriessen en het luchtige, onserieuze décor van Jean-Denis Malclès. Hoeveel de ideeën van Lodewijk en Napoleon ook op elkaar lijken, in stem, houding en gebaar dienen de oude, dikke, jichtige koning en de strijdlustige keizer elkaars tegendelen te zijn, en dat contrast kwam in Steenbergen's typeringen uitstekend tot zijn recht.