Reacties van lezers
Iets?
Het zeer critische geluid, dat de redacteur van het Hollands Weekblad in het vorige nummer onder de titel ‘Alles of niets’ liet horen, lokt niet zozeer een ander critisch geluid uit, als wel enige vragen.
Het onderwerp door de F.O.I.B. op 7 mei jl. in Scheveningen aan de orde gesteld, was voor onze redacteur belangwekkend genoeg, er enige regelen aan te wijden. Mijns inziens heeft hij dit meer als journalist dan als redacteur gedaan, wat overigens zijn goed recht is.
Daar het Hollands Weekblad de spreekbuis is van de nog jeugdige intellectueel, praktisch altijd een critisch, soms een agressief geluid laat horen, zou ik het zeer op prijs stellen, indien er binnenkort een artikel verscheen, dat b.v. het onderwerp, door het F.O.I.B. gesteld, in de geest van het Hollands Weekblad behandelt. Immers het verschijnsel het Hollands Weekblad is een bewijs van het feit dat er jonge intellectuelen zijn, die iets te zeggen hebben.
Misschien zouden enige vragen van mijn kant de discussie, door mr Poll begonnen, verder kunnen helpen.
Zou er nu niets vriendelijkers over prof. Polak te zeggen zijn, hoezeer vooral mijn begin-woorden ook een aanmatigende indruk maakten, dan de redacteur gedaan heeft?
Zouden we Polak niet een boetprediker kunnen noemen, die zich qualitate qua altijd belachelijk maakt en die het lot deelt van zijn oud- en nieuwtestamentische broederen, die of niet geloofd en bespot, of als roependen in de woestijn beschouwd werden?
Iemand die Polak van dichterbij kent, weet dat zijn: ‘Bekeert U, want het Koninkrijk Gods is nabij’ hem diepe ernst is; dat hij een man is die inderdaad alles vraagt.
Zouden we van prof. Oldewelt toch iets meer dan een pilaar-mysticus kunnen maken, die niet alleen niets wil maar die zo positief is, dat hij ‘er daarom geen behoefte aan heeft verschillen van mening duidelijk tegenover elkaar te stellen?’
Was het gebrek aan duidelijke zelfcritiek, degelijkheid enz. niet meer voor de bestuurs- en forumtafel te constateren, dan er achter? De reacties van uit de zaal, zich uitende in handjesklappen, de wijze van debatteren, gaven blijk van een geborneerdheid, die nu niet bepaald aan de crème de la crème der intellectuelen eigen is en welke zonder twijfel de manier van antwoorden van het forum beïnvloed heeft, afgezien nog van het feit dat dit zich van zijn taak als forum wel heel slecht gekweten heeft.
Als het er met de leden der organisaties van intellectuele beroepen niet zo best voorstaat, zou het dan niet nuttig zijn juist van de kant van het Weekblad iets te geven, dat wezenlijk bijdraagt tot verduidelijking van de problematiek, waarin de intellectueel zich bevindt?
En zou dit iets misschien gelegen kunnen zijn in het besef, dat voor de moderne mens het ideaalbeeld zich niet meer uitsluitend buiten hem bevindt, geen utopie noch wapperend vaandel hoeft te zijn, maar in hem zelf leeft?
A.J.L. van Haersolte-van Dijk
De tekeningen in dit nummer zijn van Peter Vos