| |
Korte commentaren
Angst voor een crisis?
Alle regeringsverwante partijen hebben hun jaarlijkse vergaderingen achter de rug met de weinig opwindende redevoeringen van voorzitters en fractieleiders en de over het algemeen veel sprekender kritiek van de afgevaardigden. Als ik nog eens overzie wat deze vergaderingen als algemeen resultaat hebben opgeleverd constateer ik een merkwaardige tegenstrijdigheid: in alle vergaderingen heeft men zich heel tevreden getoond over het kabinet en het beleid dat dit kabinet in zijn eerste jaar heeft gevoerd, maar bij de liberalen, de christelijk-historischen en de antirevolutionairen was het gevaar van een kabinetscrisis toch zo een belangrijk onderwerp van bespreking, dat het nieuws erdoor werd gevormd. In de vergadering van de liberalen vroeg men zich af, welke consequenties de controverse over de voetbaltoto zou kunnen hebben. Een kabinetscrisis kwam ter sprake. Bij de christelijk-historischen zei de voorzitter dat de aanvaarding van de mammoetwet politieke gevolgen zou hebben. Een kabinetscrisis dus. En bij de antirevolutionairen is iets meer genuanceerd de onaanvaardbaarheid van de mammoetwet in debat geweest. Ook hier sprak men over een kabinetscrisis.
Zondert men de KVP dus uit, wier vergaderingen altijd bezadigd zijn en gekenmerkt door het streven naar lang niet altijd onhandige compromissen, dan moet men toch concluderen dat er bij de andere regeringsverwante partijen niet zo'n gelukzaligheid bestaat over de politieke situatie als men zo aan de oppervlakte zou vermoeden. En dan is daar ook nog de commerciële televisie, waarover de meningen bij de coalitiegenoten ook hemelsbreed verschillen. De VVD is een fervente voorstandster van de commerciële televisie, de antirevolutionair Bruins Slot kon op de vergadering van zijn partij geen woorden vinden die fel genoeg waren om de commerciële televisie te diskwalificeren.
De oorzaak van deze politieke ambivalentie zoek ik niet bij de regering zelf, maar bij de fracties van de drie kleinere regeringsverwante partijen. De grote principiële zaken durven zij niet aan. Zij weten dat die een
| |
| |
gevaar kunnen opleveren voor de coalitie en zij sluipen eromheen, zouden het liefst zien dat deze zaken worden uitgesteld, zodat de paradijselijke politieke toestand weer wat wordt verlengd. Na de forse taal van de verkiezingscampagnes in 1959 - ook als men die taal redelijkerwijs ontdoet van de propagandistische franje - maakt dit geaarzel een vreemde indruk. En voor de partijgangers, dat blijkt wel, is het soms zelfs onrustbarend. Men zal toch heel gauw een oplossing moeten zoeken voor al die problemen. Geen theoretische, maar een praktische politieke oplossing. Anders zou op de zoete politieke droom wel eens een kil ontwaken kunnen volgen.
A.F.L.
| |
Spionage
Amerika heeft dus toegegeven dat het vliegtuigen over Rusland gestuurd heeft om te spioneren, maar het heeft er meteen aan toegevoegd dat het Chroestsjov niet past daar verontwaardigd over te doen, omdat de Russen zelf geen haar beter zijn. Een dergelijke redenering geeft blijk van het Amerikaanse onvermogen de dingen ‘zuiver’ te zien. Iedereen weet dat er gespioneerd wordt. Wij weten het van de anderen, en de anderen weten het van elkaar. Het feit dat iedereen het doet betekent echter niet dat het daardoor gerechtvaardigd is. Het betekent alleen dat we voor spionage een andere code moeten aanvaarden dan voor, bijvoorbeeld, diefstal, beroving en moord. In de litteratuur is die andere code reeds aanvaard, want terwijl in de meeste detectiveverhalen de dief of moordenaar gestraft wordt, gaan de spionnen meestal vrijuit, nadat zij eerst de spionnen van de andere kant onschadelijk hebben gemaakt. In het spionageverhaal gaat het tussen spionnen en contraspionnen, in het detectiveverhaal daarentegen tussen politie en moordenaar, dus tussen recht en onrecht. In de spionagewereld valt de schuld niet toe aan de spion die spioneert (want dat is zijn ‘vak’), maar aan de spion die zich ontmaskeren laat (want meer dan een dief en een moordenaar werkt hij in het geheim, dus zijn grootste zonde is de ontmaskering). In het geval van de U-2 is Amerika ontmaskerd. Op dit moment is Amerika dus de grote schuldige, want Amerika is ontmaskerd, de Sovjetunie niet. Als Amerika dus zegt: ‘Ja, maar hij doet het ook’, dan haalt het twee werelden door elkaar met twee verschillende codes. Het wil zijn eigen, onweerlegbaar aangetoonde schuld vergeleken zien met de schuld van het spioneren sec van de Russen. Maar dat kan nooit tot schuld verheven worden, omdat iedereen dat doet. Hebben de Amerikanen zelf niet toegegeven, dat zij al tijden lang vliegtuigen over Rusland sturen?
N.S.
| |
Een beetje glorie
Welke adembenemende spanningen de Karel Doorman in de wateren om Nieuw-Guinee ook zal gaan oproepen, vorige week lag hij nog voor de Wassenaarse Slag, zeer tot genoegen van wat late pootjebaders en patate frite-eters. Mooi grauw en dreigend lag hij daar over de gladde avondzee te loeren. Nog verder steeg de spanning toen er een lichtje ging gloeien en knipperen. Signalen, naar wie?
Misschien kwam het wel door de overdadig zwoele lucht, de spiegelgladde zee; hoe dan ook, strand, zee en oorlogsbodem leken in een droom te zijn gevangen. Ik hoefde niet eens moeite te doen om te vergeten dat het er maar één is en niet meer zo erg nieuw, het was voldoende om mij aan het strand van een imperium te denken aan de vooravond van grote gebeurtenissen, Gravesend in 1914 bij voorbeeld, of Kiel of zelfs Den Helder. Een diep gevoel van saamhorigheid dreef mij naar de frite-eters bij de kraam. Die hapten bedachtzaam door, maar hun ogen weken geen moment van de seinende bodem, ònze Doorman. De exploitant schoof de mayonnaisepot opzij en leunde verder uit zijn tent. ‘Zeventien liften zitten in die schuit, mijnheer. Vier en twintig straaljagers.’ Toen met een zucht: ‘Maar van Nasser mag hij niet door het Suezkanaal. Màg niet, van Nasser. Dat leeft maar op krediet, maar toch een grote bek hebben, die Jodezooi.’ Wij knikten instemmend en mijn buurman begon zijn vingers schoon te zuigen. Toen hij daarmee gereed was, verklaarde hij: ‘Nou, maar die Amerikanen zijn anders geen haar beter. De Amerikanen, die hebben Indië toch van ons afgenomen?’ Het was een mooie avond, na deze conversatie niet helemaal meer denkbaar in een imperium, maar dan toch wel in elke andere onverlichte eeuw.
A.L.S.
| |
Droogstoppel
Van ongeveer evenveel onderscheidingsvermogen als de bovengenoemde frite-eters gaf vrijdagavond de Amsterdamse hoogleraar Wertheim blijk toen hij voor de televisie werd geïnterviewd ter gelegenheid van de Multatuli-herdenking. Vraag van de inter- | |
| |
viewer: ‘Meent U dat de Max Havelaar ook nog betekenis kan hebben voor onze eigen tijd?’ Antwoord van professor Wertheim, na twee seconden wetenschappelijk wikken: ‘Ja zeker, neemt u Droogstoppel bij voorbeeld. Is hij niet meer in ons midden? Droogstoppel, dan zie ik de bunkerbouwer voor mij, die nu weer flink verdient aan de straaljagers.’ Zou het werkelijk alleen maar gebrek aan onderscheidingsvermogen zijn of toch ook een beetje kwade trouw?
A.L.S.
| |
Aanranding
Er is weer een meisje aangerand en daarna gewurgd, omdat zij zich verzet had, en was gaan schreeuwen. De dader was een ontsnapte psychopaath. Het valt op, dat de meeste gevallen van wurging bij aanranding optreden als de aanrander in paniek raakt doordat zijn slachtoffer om hulp begint te roepen. Dat is ook begrijpelijk. De ene aanrander is wat minder abnormaal dan de andere, maar geen van hen is voor 100% normaal. Hun labiliteit is er dan oorzaak van, dat de paniek van het meisje op hen zelf overslaat, met alle gevolgen van dien. Trouwens, men hoeft niet abnormaal te zijn om snel in paniek te geraken. Denkt u maar eens aan brand in een bioscoop: zeventien doden, negentig gewonden, allemaal slachtoffers van de paniek, niet van de brand. Of denkt u eens aan de talrijke verdrinkingsgevallen van automobilisten die in paniek geraakten nadat zij in een kanaal waren gereden. Tegenwoordig weet men hoe men in zo'n geval moet handelen. Men moet rustig blijven, het water langzaam laten binnenstromen totdat de druk binnen en buiten de auto even groot is, waarna men zonder moeite het portier kan openen en de auto verlaten kan. Er worden zelfs demonstraties in gegeven. Men vraagt zich af, of het geen zin heeft een soortgelijke richtlijn uit te geven aan de meisjes die gevaar lopen aangerand te worden. Nu al wordt ieder kind
van jongs af aan gewaarschuwd: ‘Nooit met vreemde mannen meegaan, nooit een snoepje aannemen van vreemde mannen, enz.’ Dat blijkt echter niet voldoende, vooral niet als de meisjes wat ouder worden en het snoepje vervangen is door een fotoreportage in een damesweekblad. Men zou er daarom goed aan doen om althans op de meisjesscholen een psychiater te laten spreken die het ziektebeeld van de aanrander uit de doeken doet en daarbij aangeeft hoe men handelen moet om te voorkomen dat een aanrander van kwaad tot erger vervalt. Zo'n benadering zal onnoemelijk veel zelfbeheersing eisen, maar die zelfbeheersing wordt ook geëist van de chauffeur die de rivier inrijdt.
N.S.
| |
Talj
Michail Talj is wereldkampioen schaken geworden op een zo overtuigende wijze, dat niemand eraan twijfelt dat hij de ware wereldkampioen is, d.w.z. de sterkste schaker ter wereld. Is dat ook zo? Het grappige, ja het fascinerende is, dat er vermoedelijk nog een paar schakers rondlopen die in een tweekamp van hem zouden kunnen winnen. Paul Keres bijvoorbeeld was in het kandidatentournooi in Joegoslavië de enige die een positieve score tegen Talj bereikte in de vier partijen die zij tegen elkaar speelden. De vraag is echter gewettigd, of hij die positieve score ook zou bereiken in een duel van vierentwintig partijen. Talj is jong, Keres is niet zo jong meer. Taljs andere concurrent echter is even jong als hij: Kortsjnoj. Hij is op het ogenblik kampioen van de Sovjetunie en weet zich dus ook in een tournooi aardig staande te houden. Maar wat belangrijker is: van de vijf partijen die hij tot nu toe met Talj gespeeld heeft, heeft hij er vijf gewonnen! De vraag is dus minstens gewettigd, of Kortsjnoj niet een nog grootser wereldkampioen zou zijn dan Talj.
N.S.
|
|