besteed? Welke leraar vindt tijd en gelegenheid om zijn leerlingen zo lang en intens te trainen op het punt van bewegingsleer, dictie, karakteruitbeelding? Wie hier vindt de mogelijkheid om zoveel leerlingen met een oorspronkelijk toneeltalent te verzamelen en hen gedurende lange tijd te kneden in en vertrouwd te maken met een bepaalde tekst? En vooral welke schrijver en welk stuk wordt in ons land hoog genoeg aangeslagen om een leerling desnoods enkele maanden daarmee en met niets anders bezig te houden? In Engeland kan men op een College kennelijk wel aan deze voorwaarde voldoen.
Het lijkt me niet juist om al te uitbundige lof toe te zwaaien aan Richard Hampton, die Hamlet speelde. Uiteraard viel in dit stuk telkens weer het accent op zijn vertolking, die blijk gaf van een onmiskenbaar talent om een rol met begrip én gevoel te brengen; hij had dikwijls mooie houding en bewoog zich snel en gemakkelijk, zij het niet altijd even fraai. Het zou mijns inziens overdreven zijn om in zijn geval te spreken van een voor zijn leeftijd (21 jaar) uitzonderlijk talent, of van ‘begenadigd kunstenaarschap’ zoals een recensie ons meldde. Ik geloof dat de vertolkingen van Polonius en Claudius (Neil Stacy en Kenneth Farrington) op zijn minst evenveel aanspraak op onze bewondering maakten.
Zoals men weet onderscheidde de voorstelling zich nog op een ander punt van wat wij gewend zijn: De vrouwenrollen werden als in Shakespeare's tijd, door jongens gespeeld.
Men kan hier, meen ik, kort over zijn. Een dergelijke poging tot historische reconstructie komt mij even onpedagogisch als onnodig voor. Men kan hier tegen inbrengen dat Shakespeare het zo bedoeld moet hebben, omdat men in zijn tijd niet beter wist. Goed, maar wij weten wel beter en op ons kan een Ophelia met knokige jongensschouders boven een opgevuld décolleté niet anders dan storend werken. Men kan van dit onzinnige idee van de regisseur op zijn best zeggen dat hij er met ijzeren vuist in geslaagd is ons een enkel ogenblik (speciaal wanneer de meestal hese, kunstmatige kopstemmetjes even zwegen) te doen vergeten dat hier met deze jongens ook toneelmatig iets onvergefelijks werd uitgericht. Zulke historische reconstructies hebben alleen voor de historicus betekenis. Zelfs Croft heeft er immers niet over gedacht om terug te grijpen naar de tekst van de eerste Quarto-uitgave van 1603:
To be or not to be; I there's the point.
To die to sleepe, is that all? I all:
No to sleepe, to dreame, I mary there it goes etc.
Gelukkig heeft Shakespeare in zijn stuk de mannen met zóveel tekst bedeeld, dat wij meestentijds ongestoord genieten konden. En dat wij inderdaad in zo hoge mate genoten hebben, blijft onaantastbaar de grote verdienste van het Youth Theatre en hun ongetwijfeld knappe en bezielde regisseur Michael Croft.