betreden - met het verzoek zich extra koest te houden in de eerste week van mei. Angst, spanning, verzet, ergernis, honger, plezier, verdriet en heroiek uit de oorlogstijd, dat alles kan, en dan nog door de tijd aanmerkelijk vertekend en verdund, alleen komen bovendrijven bij wie het zelf heeft ondervonden.
Dit vooruitlopen op de geschiedenis zal degenen, bij wie de jaarlijkse herdenking aan een behoefte beantwoordt, misschien als smakeloos aandoen. Dat zou een reden zijn het na te laten, althans in deze tijd van het jaar, wanneer er geen tekenen waren dat wij bezig zijn de ellende van de bezettingstijd - die veel minder afschuwelijk was dan bijvoorbeeld die in Polen - te overdrijven tegenover hen die haar niet hebben meegemaakt; wanneer wij niet probeerden het nageslacht herinneringen, met bijbehorende ressentimenten, op te dringen die nu eenmaal niet de hunne zijn; wanneer in de herdenkingen niet jaarlijks meer elementen zichtbaar werden van nostalgie, van zelfvoldaanheid, van namaak-eensgezindheid en van een gebrek aan begrip voor wat er in en vooral buiten ons land sinds de bevrijding veranderd is.
Als men de vijfde mei langzamerhand de functie van traditionele nationale feestdag van Koninginnedag wil laten overnemen - de dag waarop ieder zich zijn vrijheid, zijn gehechtheid aan eigen land en koningshuis en zijn nationale onafhankelijkheid iets minder vaag bewust is dan anders - dan is het nodig dat het oorlogspatriottisme er afschilfert. Men moet het natuurlijke proces, waarbij de historische aanleiding tot een vaderlandslievende feeststemming haar emotionele kracht verliest en vergeten wordt, niet kunstmatig proberen tegen te gaan. Het averechtse resultaat daarvan zou namelijk daarvan zijn, dat de bevrijdingsdag binnenkort alleen nog maar reünie-betekenis had voor oude oorlogsgetuigen met achteruitziende blik; zij zouden door de later geborenen beleefd maar ongeïnteresseerd worden ontzien als overblijfsels van een onbekend verleden.
K.L.P.