lukken. Maar op een of andere manier schijnt het gewone leven juist in het boek te zitten om als plat vlak te dienen waartegen de schaduwen van de gebeurtenissen goed kunnen uitkomen. Dat komt misschien wel omdat de dertiger jaren door de oorlog worden samengedrukt, maar ik denk dat de voornaamste oorzaak is dat ik er nauwelijks aan heb deelgenomen. Wanneer ik mij bijvoorbeeld afvraag hoe of wat waren de jaren vijftig of de tweede helft van de jaren veertig, dan zie ik eerst een hele tijd niets. De laatste vijftien jaren geven bij mijn eerste pogingen er iets van te maken geen enkel teken van eigen leven uit het bodemloze vat dat ik wel moet zijn. Dan, als ik even lager mijn best doe, komen er plaatjes, maar die niets met enig decennium van doen hebben, vooral wolken en tuinen van dik groen in de zon, blinkend water en zo en daarna strikt persoonlijke ondervindingen, meestal binnen gewandeld aan de hand van vrienden, vijanden, familie en bekenden. Natuurlijk, het lukt mij tenslotte best de grote en kleine gebeurtenissen, de situaties en stromingen op te vissen die het openbare leven markeren, maar ieder beeld daarvan is in een oogwenk verworden tot een soort bonestaak, waarlangs strengen van volstrekt willekeurige herinneringen, een slordig gewas in ledigheid gezaaid, omhoogschieten op zoek naar licht. Korea bijvoorbeeld, dat is een onverstoorbaar amerikaanse radiostem over een verblindende, geleiige watermassa, de Stille Oceaan, toen wij op een amerikaans troepenschip uit Indonesië terug naar Holland werden vervoerd. Inderdaad, even een gevoel dat ons schip nu ineens de verkeerde kant op voer, dat ons verslagen legertje nu eigenlijk helemaal nergens meer bijhoorde en dan zijn het weer vliegende vissen en twee pikzwarte, bijna blote poppetjes op het achterdek, die na een korte onderbreking doorgaan met hun bokspartijtje. Goed, ik heb ook wel een paar herinneringen van de zuiver openbare soort, de opstand in oost-Berlijn bij voorbeeld en Buda-Pest. Daarop
wil helemaal niets groeien, waarschijnlijk omdat die klanken nog steeds geen genuanceerder ondervindingen toelaten dan die weergegeven in een beter soort, gedenkschrift. Dat is het ongelukkige van zulke gebeurtenissen; men heeft ongetwijfeld de plicht zich ermee bezig te houden - gedurende de eerste uren of dagen zullen zij zich trouwens wel met mij bezig houden - maar na verloop van tijd krijgt dat steeds meer het karakter van morele dwanghandeling. Dat zal misschien nog de voornaamste associatie zijn als ik ooit de plaatjes van de vijftiger jaren zal bekijken, maar dan, hoeveel andere dwanghandelingen liggen er niet tussen, in de vijftiger jaren, in de zestiger en hoeveel mij er nog beschoren zullen zijn. Al zal zo'n decennium dus niet mijn sym- of antipathie kunnen verwerven, daargelaten het geval van oorlog of bezetting, ik zal ieder gedenkboek toch graag inkijken, al was het alleen maar om de gehele openbare inventaris met autoriteiten, toespraken, berwegingen, dogma's en al achterhaald te weten.