installaties hebben gezorgd. Gaan dan de ondernemers zich op de borst kloppen, omdat zij de produktie zo voortreffelijk hebben georganiseerd, dan wordt de koude straal even op hen gericht: ze hadden de prijzen best met ongeveer 5 pct kunnen verlagen. Nu ze dit niet hebben gedaan, is het aandeel van de ondernemingen in het nationale inkomen sterker gestegen dan dat van de werknemers. Dat opent dan weer perspectieven aan de werknemerskant. Maar even verder staat er, dat er in 1959 niet minder dan 22 pct van het nationale inkomen is bespaard. We hadden dus blijkbaar niet meer geld nodig en brachten het toch maar naar de spaarbanken. Want de spaarsaldi stegen met 14 pct ofwel met ruim 1 miljard. Door dat sparen, dat overigens ook overheid en bedrijven hebben gedaan, was er een grote kapitaalproduktie en daardoor voor allerlei investeringen voldoende geld. Er is dan ook 16 pct meer voor investeringen uitgegeven dan in 1958. Hoewel er voldoende kapitaal beschikbaar was, zou men uit het bankverslag kunnen afleiden, dat de ondernemers de president van de centrale bank een tikje bij de neus hebben gehad. Er is namelijk in de tweede helft van 1959 ineens een grote vraag naar krediet komen opzetten. Kennelijk heeft het bedrijfsleven bij zichzelf gedacht: als er straks weer een grote hausse komt, wordt het lastig aan geld te komen voor het financieren van grondstoffen en export en uitbreidingen, dus zorg nu, dat je erbij komt. Het bankverslag stelt die stijging van de kredietbehoefte gelaten vast, maar heeft het laatste woord. Want er wordt aangekondigd, dat er een nieuw systeem komt om de banken onder de duim te houden. Als er door een gunstige gang van zaken erg veel geld bij de handelsbanken terecht komt, worden die gemakkelijker met het verlenen van krediet. Er komt nu binnenkort een regeling, dat de banken tot een bepaald bedrag gerust krediet mogen geven, maar dat ze tegelijkertijd een portie van hun geld bij de Ned. Bank moeten brengen. Er was al iets
dergelijks, doch dat vrij summiere systeem wordt nu kennelijk verfijnd. Hoewel de centrale bank op die manier wat te reguleren heeft, zegt de heer Holtrop heel eerlijk: nu het redelijk
goed gaat, zou het plezierig wezen wanneer men kon zorgen, dat het allemaal zo blééf. Het gaat echter altijd net even te langzaam of even te hard met de welvaart, zodat ge voortdurend wat moet remmen of wat moet duwen; de golfjes krijgt ge niet weg. En dat is misschien maar goed ook, want een zeker ritme hoort bij alle natuurlijke processen en houdt de geest vaardig.
Het was te verwachten, dat het bankverslag zich zou uitlaten over de loonpolitiek. De loonpolitiek is nu eenmaal sedert de zomer van 1959 een tere zaak. De vroegere socialistische regeringen werkten met loonrondes; de nieuwe niet-socialistische regering wil naar een z.g. gedifferentiëerde loonpolitiek. Dat kan er op neerkomen, dat de lonen alleen daar verhoogd worden, waar het als gevolg van gestegen produktiviteit kan zonder dat de prijzen stijgen. Iemand, die net werkt in een bedrijfstak met niet-gestegen produktiviteit heeft dan pech. Dat zou onsociaal zijn en dus zijn er compromissen nodig. De president van de Ned. Bank noemt de eerste resultaten van een matige loondifferentiatie, gepaard aan een ernstig pogen elke prijsstijging te verhinderen, niet ongunstig. Men moet de sociale en de economische betekenis van een loonpolitiek niet onderschatten op grond van het feit, dat haar resultaten niet een ieder bevrediging kunnen schenken. Maar een loonbeleid van overheidswege biedt op zichzelf geen waarborg tegen een overdrijving in de loonontwikkeling. De loonsverhogingen, die nu in gang zijn, zullen de Nederlandse volkshuishouding zelfs al op een zware proef stellen. Want als de politiek van de beheersing der prijzen ten volle slaagt, zal de vermeerdering van de consumptieve bestedingen aanzienlijk zijn. Al zullen de loonkosten echter met praktisch 10 pct stijgen, toch ziet dr Holtrop wel een marge, die inderdaad een relatieve vergroting der consumptieve bestedingen mogelijk maakt. Als trouwens de tol, die moet worden betaald voor een gelijkmatig prijspeil, het remmen van de investeringen is, zegt het verslag feitelijk met evenveel woorden, dat de ondernemingen dan maar eerder minder moeten investeren dan de prijzen verhogen.
Zolang er op de wereld afzonderlijke landen zijn, is voor elk land zijn betalingsbalans een belangrijk ding. Van een evenwichtige betalingsbalans hangt o.a. in hoge mate de waardevastheid van het geld af. De betalingsbalans wordt zelf uiteraard beïnvloed door de binnenlandse economische politiek. In die politiek, zegt het bankverslag, moeten de centrale bank en de overheid (Schatkist)