Hollands Weekblad. Jaargang 1(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Antillian A. Nuis Reiskamertje Het is vreemd met reizen: Hoog over de wolken, over de avond, met beneden De lichte spinnewebben van de steden (Manchester!), Over de morgen, en de zee die blauwer wordt Met het uur. Naast mij de vrouw van een tandarts Uit Zwitserland op weg naar Rio. Over zo nu en dan een groen eiland ten slotte Een baai, een stad, een landingsbaan. Dan in een air-conditioned auto langs de Broodvruchtbomen, mangobomen, bananenbomen, Naar een voorlopig huis. In de maanden sindsdien heb ik mensen gezien, Dieren en dingen, te veel om op te noemen. Ik Noem ze niet op. Ik volsta met te zeggen Dat ik een minuscule kamer heb ingericht Achter de keuken, met een tafel en een stoel: Daar zit ik rustig midden in mijn reis. Bij een standbeeld van Generalissimo Doctor Rafael Leonidas Trujillo Molina, Ciudad Trujillo, Dominicaanse Republiek. Daar staat hij, pak en buik, een toga van beton: Vader des vaderlands, weldoener van de staat Die eens per week het parlement bijeenroept Om hem te volgen op zijn wandeling Van het paleis naar zee en weer terug. In dertig jaar heeft hij het land bedekt Met rust en orde, steeds meer rust en orde, Tentoonstellingsterreinen, hospitalen, Gevangenissen, dan natuurlijk monumenten, Portretten, en een graf met eeuwig vuur. Hij dwingt respect af, knikt hier de kolonie Der zakenlieden van het vasteland Kijk maar eens aan wat hij aan goeds bereikt heeft (Al doet hij het met al te harde hand): Welvaart, in plaats van puur bandietendom. De lucht is zwanger van het openbaar fatsoen En de tentakels van de orde kan men voelen Waar men hier gaat: ik haat de sterke smoelen Het meest om al het goede dat zij doen. Rondeel (Evening lecture, University College of the West Indies) Krekels onderbreken de spreker Die langzaam zijn volzinnen zegt: ‘Zo noemt mijn collega terecht...’ Wordt even zijn stem minder zeker? Krekels onderbreken de spreker. Er gloeit weer een nachtkoelte door De vuurpuntjes in zijn gehoor. Krekels onderbreken de spreker. [pagina 15] [p. 15] Een klein eiland Het perk is rond en groen, het huis is wit en vierkant, De weg loopt links en rechts naar water om het eiland, En niemand weet precies wat hij eens kan gaan doen Met goed fatsoen. Voor wie er groot bij werd, bederft dat het plezier niet; De vreemdeling, die er verveeld en bleker uitziet Vindt het inheems gegrijns bevreemdend of zelfs gek En sluit zijn hek. Het hek is goed geverfd, er buiten is een draaikolk, De laan loopt links en rechts naar dorpen met het dienstvolk, De meid spreekt dialect, haar baby is wel lief, Haar man een dief. Zo zijn ze allemaal, zegt buurvrouw die juist aanwipt, Haar echtgenoot is steeds, zijn assistent is nooit stipt. De buurman is een oude kennis van de boot Hij wordt heel groot Omdat het eiland krimpt, hij vult het hele blikveld, Zijn trage oogopslag treft als een hete prikspeld, Zijn personeel praat of het bijna iets gaat doen Fatsoen of geen fatsoen. Vorige Volgende