een positieve instelling aan te nemen ten aanzien van de jonge landen en het contact met hun studentenorganisaties te verstevigen, onder andere door uitwisselingen en seminars, zich bewust van de toenemende communistische invloed in Azië, Afrika en Latijns-Amerika.’
Tenslotte nam men een resolutie aan waarin aanwijzingen werden gegeven over het standpunt dat de N.S.R. bij zijn buitenlandse politieke contacten moet innemen. Dat standpunt zal gebaseerd zijn op wat men ‘students-responsibility’ noemde. Daaronder werd verstaan ‘de verantwoordelijkheid voor de concrete verwezenlijking van de Rechten van de Mens, a) zolang deze de studenten enigszins aangaat, b) zolang deze verwezenlijking zinvol is en geen gevaar oplevert voor het eigen bestaan, c) zolang zij in het betreffende geval practisch realiseerbaar is’. Om duidelijk te maken wat bedoeld werd met het voorbehoud dat de verwezenlijking van de rechten van de mens geen gevaar mag opleveren voor het eigen bestaan, zei een der afgevaardigden: ‘Wij moeten bijvoorbeeld onder alle omstandigheden solidair blijven met Frankrijk bij de strijd in Algerije, ook wanneer de Fransen daar de rechten van de mens zouden schenden. Frankrijk is onze NATO-bondgenoot en wanneer Algerije voor ons verloren zou gaan is dat zo'n verzwakking van de Westerse strategische positie in het Middellandse-Zeegebied dat men kan spreken van een gevaar voor ons eigen bestaan’.
De N.S.R. is dus van plan met twee maten te gaan meten: in het binnenland zullen de Nederlandse studenten niet aan politiek doen, in het buitenland wel. In het binnenland zullen zij zich beperken tot kwesties die de student als student raken (zoals studievrijheid en mensa-subsidie), in het buitenland zullen zij zich opwerpen als beschermers van de rechten van de mens, althans zolang zij daar zelf geen last mee krijgen.
Als men let op de motieven die de N.S.R. aanvoert om zijn politieke afzijdigheid in het binnenland te rechtvaardigen is het duidelijk dat de kwalificatie a-politiek maar
schijn is. Wie vindt, dat wij hier leven in een gestabiliseerde maatschappij met uitgebalanceerde politieke verhoudingen, neemt een politiek standpunt in, en wel dat van de ongeïnteresseerde conservatief. Deze conservatieven zijn dus nu van plan tegenover de onder-ontwikkelde landen de rol van de politiek-geïnteresseerde progressief te gaan spelen. Zij zullen zich een ‘positieve instelling’ eigen maken op seminars en internationale conferenties. Zij zullen begrip tonen voor het politieke standpunt van Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse studenten, niet omdat zij dat begrip ook hebben, maar omdat zij bang zijn dat niet-Westerse studenten anders communistisch worden. Zij zullen proberen zich de sympathie van de Afro-Aziaten te verwerven door te pleiten voor de rechten van de mens, maar zij zijn het er tevoren al over eens dat die rechten hun geldigheid en aantrekkelijkheid verliezen, zodra zij in strijd mochten komen met nationale of Westerse belangen.
Het is natuurlijk een gunstige ontwikkeling dat de N.S.R. zich op grond van de nieuwe regels duidelijker tegen het communisme kan uitspreken dan in de afgelopen naoorlogse jaren mogelijk was. Het is ook goed dat de N.S.R. besloten heeft - zoals bleek op het congres - deze maand een ‘oriënteringsdelegatie’ naar Polen te sturen, en heeft ingezien dat men door deelneming aan communistische jeugdcongressen meer anti-communistische invloed kan uitoefenen dan door boycot. Maar het is niet goed dat men de vergrote politieke activiteit wil baseren op hypocrisie en op een koloniale vorm van anti-communisme.
De student uit de A.A.-landen neemt het Nederlandse studenten niet kwalijk wanneer zij het niet met zijn politieke ideeën eens zijn, maar wel als zij zeggen: daar hebben wij als student geen oordeel over. Hij beschouwt dat als het formalistische excuus van mensen die daarmee proberen te verbergen dat zij niet in zijn lot geïnteresseerd zijn. Zijn reactie zal er niet welwillender op worden wanneer wij het formalisme vervangen door geveinsde belangstelling, wanneer de Nederlandse student anderen om de oren gaat slaan met de rechten van de mens, maar zelf niet aan die rechten gebonden meent te zijn als dat niet in zijn nationale of Westerse kraam te pas komt.
Wat de N.S.R. voorstaat is een vorm van kolonialisme zoals dat ook door de communisten - en dan veel minder door de meeste studenten dan door de machthebbers - bedreven wordt: net doen of wij in hun problemen geïnteresseerd zijn maar in werke-