beeld van het leven kunnen ontwerpen dat niet hun eigen stempel draagt. Zij gunnen de timmerman het wereldbeeld van de timmerman, de zieke dat van de zieke, de communist dat van de communist, de twintigjarige dat van de twintigjarige en de grijsaard dat van de grijsaard. Zij maken pas bezwaar als de timmerman hun zijn voorkeuren en afkeren probeert op te dringen, als zij last krijgen van de anderen. Zij zijn bescheiden, maar soms ook onhandelbaar; tolerant en relativerend, maar daarom nog niet altijd minder dogmatisch dan de eenheidsfetichisten. Hun geloof in verschillen kan leiden tot anarchie, tot fascisme, tot apartheidspolitiek of tot het cultiveren van de allerindividueelste expressie, al dan niet in abstracte vormen.
De grote meerderheid der mensen leeft op het ogenblik in de mist die tussen de extremen van deze twee houdingen hangt. Dat doen zij waarschijnlijk altijd en overal, maar de ene keer zijn de zuigkracht en de macht van de extremisten groter dan de andere. Wij leven hier in een tijdperk en een maatschappij waarin de aantrekkingskracht van een streng individualisme (en van nationalisme dat daarvan familie is) even klein is als die van een gelijkheidsidealisme dat alle mensen omvat. Bij vrijwel niemand bestaat in ernst behoefte aan een revolutie, aan een ingrijpend veranderen van de bestaande maatschappelijke orde waarin de meerderheid de toon aangeeft. Er is geen militante minderheid, geen ondergrondse, die zich heeft uitgeroepen tot onverzoenlijke vijand van de machthebbers en van het gevestigde systeem, en die met geoorloofde en ongeoorloofde middelen bezig is aan de ondermijning van de huidige vorm van democratie.
Er zijn in ons land wat communisten, maar dat is een beweging waar ieder jaar meer bloed uitstroomt. Er is een toenemende rancune (en een misschien wat afnemende verveling), maar die rancune wordt in toom gehouden door de welvaart en door de herinn ring aan de nazi-tijd. De nieuwe rancuneuzen hebben nog geen programma, geen idealisten die de smeulende ontevredenheid
weten aan te blazen met hulp van nobele motieven en animerende vooruitzichten.
Zo nu en dan is er wel iemand die zegt: ‘Het zou fijn zijn om met z'n allen een keer razernij te maken’, zoals Harry Mulisch vorige week in een Parool-interview, maar hij zegt er dan bij: ‘in de schouwburg, niet om het een of ander maar om de razernij zelf’. Dat is een pleidooi voor anarchie waar niemand zich serieus door bedreigd voelt. Hij roept op tot oproer, maar hij ontkracht zijn aansporing tot driemaal toe: het zou maar voor één keer zijn, en dan in de schouwburg, en niet om het een of ander, maar als een l'art pour l'art.
Behalve de welvaart en het verleden is het ook de atoombom die ons conservatief en conformistisch maakt. Ieder plan om met ouderwetse middelen een omwenteling te veroorzaken komt er kinderachtig en tweederangs uit te zien wanneer men het vergelijkt met de chaos die twintig waterstofbommen zouden aanrichten. De bom fungeert niet alleen als ‘deterrent’ bij de oorlogskansen, maar ook bij de kansen op het ontstaan van een revolutionaire gezindheid.
Het gevolg van deze toestand is dat het verlangen naar radicale verandering, en naar het pathos en de strijdlust die daarbij horen - waarvoor men voor en tijdens de laatste oorlog nog duidelijke en aantrekkelijke actie-programma's kon ontwerpen - nu niet uitkomt boven het stadium van de onvervulbare wens. Wij maken kleine ruzies, geen grote. Wij houden elkaar te vriend, ook al valt er wel eens een onhartelijk woord en ook al noemen wij ons formeel oppositie. Wij kunnen wel pleiten voor het cultiveren van de razernij, of van de vrijheid voor de enkeling, of van de zelfbeperking als voorwaarde voor ieder meesterschap; maar voor wij er goed en wel mee begonnen zijn roepen wijzelf of anderen: pas op dat het carnaval niet langer duurt dan een paar dagen, zeker niet als het zich op straat afspeelt in plaats van in de schouwburg; denk er aan dat de vrijheid niet misbruikt mag worden; vergeet niet hoe gemakkelijk zelfbeperking kan leiden tot nationalisme of tot een tekort aan sociaal gevoel. En omgekeerd, wanneer wij pleiten voor een wereldregering, voor de gelijkheid van alle mensen en rassen, of voor een gelijkmatige verdeling van het gemeenschappelijk inkomen, duurt het nooit lang voordat een waarschuwende vinger wijst op de praktijk van het communisme. De enige manier om op dit moment uit de impasse te komen is de tragi-komische: ageren tegen beter weten in.
K.L.P.