wezen aan. Kom er dan ook voor uit, oefen de controle uit die in een democratie vereist is, maar laat de trompetten schetteren, de kolven van de geweren met één feilloze klap op de grond dreunen, de minderen met onbezwaard geweten eerbied bewijzen aan hun meerderen. Eigenlijk ziet U dat zo graag, en daarzonder kunt U niet over een krijgsmacht met het voor haar taak onmisbare élan beschikken. Zorg dat Uw nogal vechtlustige jeugd niet in zijn natuurlijke verlangens gefrustreerd wordt, en zich schadeloos gaat stellen in bioscopen en door derderangs boeken, want dáár laat men zich bedwelmen door schijn en valse romantiek. U schaamt zich toch ook niet voor de stoere koppen die afgebeeld staan op de affiches waarmee leger, vloot en luchtmacht personeel werven? Als U dat wel doet, behoort U thuis bij de pacifisten door dik en dun, U bent daar welkom, en zij beschikken zelfs, in de ogen van hun tegenstanders, over sterke argumenten van universele gelding.
Weet U het nog, die geallieerde tanks, kanonnen, soldaten, officieren, parades in 1945, en voor sommigen van U in 1944? Vond U toen dat men de machten der duisternis op ons dak had gestuurd om ons te bevrijden? Neen, maar toen was het ons enkele weken gegund alleen maar ons zelf te zijn, en onze vreugde en bewondering van de daken te schreeuwen. Maar achter die voor ons zo verheugende gebeurtenis zijn de sterren gerezen en gevallen van mannen die hun roeping in een krijgsmacht hadden gevonden, mét de daaraan verbonden eigenschappen en tradities. Dat soort mannen moet men aanvaarden met hun hebbelijkheden, of men moet van een krijgsmacht afzien. Een ‘leger van burgers’ is ondenkbaar. Legers die zich zo genoemd hebben behoorden tot de krijgshaftigste en wreedste der geschiedenis, en moesten met spoed een ijzeren discipline invoeren wanneer zij aan een snelle en diepe val wilden ontkomen. Misschien vormt Israël een uitzondering, maar dat is voor ons van weinig betekenis zo lang er nog geen kibboetsen in onze welverzorgde polders verrezen zijn. Ontneem een krijgsmacht haar tradities en haar mogelijkheden om zich in haar eigen stijl te doen gelden, en U vermoordt haar. Op het ogenblik wordt ons een houding opgedrongen die veel gevaarlijker is dan het aanschouwen en aanvaarden van militair vertoon: schaamte
De tekeningen (Von Münchhausen) in dit nummer zijn van Peter Vos
voor iets dat wij als een wezenlijk deel van ons volksbestaan hebben aanvaard. Alsof men zich vegetariër mag noemen wanneer men zijn vlees alleen in vermomde vorm of in het donker eet, of alleen wanneer het zo onopvallend mogelijk door anderen wordt klaargemaakt onder het zingen van (zijn die er?) vegetarische liederen!
Belachelijk, nietwaar, iemand die in deze verlichte eeuw durft te spreken van malle dingen als ‘broederschap des doods’? Wel, iedere Nederlandse man die in Europa, in Indonesië of waar dan ook gewapend is opgetreden, in het leger of in het van smetten vrije gedeelte van het verzet, weet wat daarmee bedoeld wordt, al zal hij het niet gemakkelijk onder woorden kunnen brengen. De normale man, die zonder gewetensbezwaren in wapenen gaat, voelt zich inderdaad opgenomen in een broederschap. Meestal geeft hem dit een wat hooggestemd gevoel, dat uit zijn diepste natuur opwelt. Hij voelt zich gewijd aan gevaar en dood, ook wanneer zijn dienst hem niet direct met de gevechten in aanraking brengt. Hij is, letterlijk en figuurlijk, zeer kwetsbaar. Wanneer hij met een keurig uniform kan geuren, indruk kan maken door een bij zijn status behorende houding, door vlagvertoon en parades, doet hem dat goed, want dat maakt iets goed van wat hem ontbreekt aan vrijheid en veiligheid, en aan zekerheid omtrent de vraag of het doel waar hij voor gebruikt zal worden wel goed zal zijn.
Maar misschien willen de moderne mannen en vrouwen, die zo goed met de kracht der propagandamiddelen vertrouwd zijn (maar niet met de morele achtergronden daarvan), liever hun diepste angst en schaamte uitleven op een deel van hun volk, dat zich daar gemakkelijk toe leent? Als dat zo is, zal de geschiedenis hun niet veel meer te bieden hebben, want deze huichelarij grijpt zeer hoog. Camouflage-oefeningen zijn nuttig voor een leger, maar verderfelijk voor een volk. Met ‘double-talk’ en dubbele ideeën heeft alleen Hitler een rijk kunnen bouwen, en dat werd vrijwel onmiddellijk door de geschiedenis verzwolgen. Er staat ons maar één keus open: absolute verwerping van de oorlog, of de krijgsmacht accepteren mét de kenmerken van haar wezen. Iedere andere keuze zal ons gevoel van schuld vergroten, hoe schoon en verstandig onze leuzen ook mogen klinken. Laten wij tegenover de krijgsmacht staan zoals ons hart ons ingeeft, en niet zoals de mode het ons voorschrijft; dan gunnen wij een ander wat hem toekomt, en ons zelf een schoon geweten. Onze controlemiddelen zijn sterk genoeg om de krijgsman toe te staan als krijgsman te leven.