het prototype van zo'n minister, omdat hij met taaie volharding steeds meer oorlogsmateriaal om zich heen verzamelde, zonder dat Wim Kan en Corry Vonk daar het nut van inzagen. Staf kon dus niet meer op milde spot rekenen, hij werd gehekeld. Maar omdat hij, in zijn soort, een bekwame minister was - de Amerikanen schijnen met hem te zijn weggelopen - en vanuit de verte dus in zeker opzicht nog partij kon leveren, is het Kan nooit gelukt hem totaal te vernietigen. Weliswaar kon Staf niet met goed fatsoen de cabaretavonden van Kan bezoeken (zeker niet met zijn vrouw en kinderen), maar daar stond tegenover dat hij met een beetje passen en meten nog wel minister van oorlog kon blijven.
En dat is het grote verschil met premier De Quay. Het is niet alleen zo, dat deze onmogelijk een avond naar Wim Kan kan gaan, het is zelfs zo dat als hij, in een opwelling van zelfvernietiging, toch een keertje zou gaan, Wim Kan onmogelijk zijn De Quay-conférence zou kunnen houden. Want De Quay wordt niet mild bespot, hij wordt ook niet over de hekel gehaald, nee, hij wordt alleen maar uitgelachen, er wordt alleen maar een beetje met hem rondgesold. Hij wordt tot een zo volkomen niets in Kans handen, dat hij met succes vermaterialiseerd kon worden tot een pop. In hem wordt niet de burgerlijke Hollander of de draufgänger van een minister van oorlog gehekeld, nee, hij is het helemaal zelf die aan flarden wordt gerukt. Het publiek ziet en begrijpt dat, vandaar dat gevoel van gêne bij de mensen, die echter tegelijkertijd in de staat van vreemde opwinding geraken die naar ik aanneem ook de nozems ten deel valt als zij een ruit ingooien, een standbeeld besmeuren of een schichtige kantoorbediende met een bril op molesteren.
N.S.