Hollands Weekblad. Jaargang 1
(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermdEen historische roman
| |
[pagina 16]
| |
louter oververzadiging verpoost door de hem bekend geworden gegevens in een wat huiselijker verband te regisseren. Behalve een lui schrijver is hij ook een lui historicus, omdat zijn nieuwe interpretatie berust op het trucje onpersoonlijke gegevens op te stellen in een persoonlijk perspectief: gesuggereerd wordt bijvoorbeeld dat Napoleon gehinderd werd door een droom van de schrijver zelf alvorens de Berezina over te steken. Op zichzelf nu is dit zeker mogelijk, maar belangrijker is dat op grond van deze historische veronderstelling de lezer zich verwant begint te voelen met een figuur met wie hij overigens niet de minste verwantschap vertoont: ook hij droomt wel eens, ook al stak hij nimmer de Berezina over. Dit gevoel van verwantschap wordt ondersteund door een ander, en sociologisch ongetwijfeld nog belangrijker aspect van de historische roman: door de levensbeschouwing die eraan ten grondslag ligt. Deze levensbeschouwing stamt van de schrijver van historische romans en onderscheidt zich dientengevolge niet opvallend van de gangbare katholieke, protestantse, humanistische, marxistische en fascistische levensbeschouwingen van de dag. Wat voor de historicus interessant is, of zou moeten zijn: het feit dat deze levensbeschouwingen er vijftig jaar geleden volslagen anders hebben uitgezien, is voor de schrijver van historische romans een constante bedreiging van zijn bezigheid. Hij is gedwongen, op straffe van niet gelezen te worden, om Erasmus voor te stellen als lid van het Humanistisch Verbond, paus Leo X als een wat zorgeloos president van de Katholieke Actie, Rembrandt als illustrator van de Nieuwe Vertaling en Montaigne als Alfred Adler. Alleen zo worden deze figuren ‘aangrijpend’ voor een publiek dat zichzelf dagelijks herkent in zijn lijfblad en dit zonderlinge zelf wenst terug te vinden tot in het verste verleden. Alleen zo trouwens ontstaat de eeuwige ‘betekenis’ van de grote, historische figuren. De schrijver van historische romans verleent in zijn onnozelheid eeuwigheidswaarde aan verschijningen waarvan door de historici, met al hun zonderlinge behoudzucht, juist de vergankelijkheid wordt aangetoond. Weliswaar is een historische roman over het algemeen nog vergankelijker dan een historische uiteenzetting, maar wanneer de grootte van het publiek over de eeuwigheidswaarde beslist liggen de schrijvers van historische romans bootlengten voor op de schrijvers van historische essays. Dit nu komt, zoals boven reeds werd aangetoond, omdat de schrijver van historische romans zijn lezer met behulp van in dit verband irrelevante gegevens waarvan de lezer tot zijn vreugde nog nooit had gehoord, iets vertelt wat deze lezer allang wist, namelijk: dat Erasmus eigenlijk lid was van het Humanistisch Verbond en Paus Leo X president van de Katholieke Actie.
Een klassiek voorbeeld van een historische roman is De TijgerkatGa naar voetnoot*); ‘het belangrijkste boek, in deze eeuw in Italië verschenen’, aldus een recensent die verder blijkbaar weinig Italiaanse boeken van deze eeuw heeft gelezen. Het is volgens het gangbare Italiaanse stijlbegrip ‘goed geschreven’, d.w.z. welverzorgd en omslachtig. Het vertelt hoe een voorvader van de auteur, een Siciliaans edelman, de onbloedige revolutie waarin de Bourbons te Napels werden afgezet en het koninkrijk Napels-en-Sicilië zich aansloot bij het verenigde Italië, meemaakt zonder zich noemenswaardig te compromitteren. De geografische en etnologische details zijn pittoresk. De meer opvallende bevolking van de roman bestaat uit een aantal mooie en lelijke, maar altijd onnozele jonge meisjes, een aantal suffe en ondernemende jongemannen, een aantal preutse en belanghebbende oude dames en heren, en een pastoor die de rol vervult van de altijd te epateren bourgeois. De hoofdfiguur is de schrijver zelf, verkleed als zijn voorvader en dientengevolge een verdekt opgesteld, maar overigens opvallend voorbeeld voor zijn medemensen. Hij sterkt hen in de overtuiging dat adel en geestesadel eigenlijk een en hetzelfde betekenen, dat aristocratie en dadeloosheid een zekere geheimzinnige verwantschap bezitten en elkander als het ware rechtvaardigen, dat autoritair optreden mannelijk is en niets zo waardig als een zeker conformisme waardoor men in staat wordt gesteld om met nobele motieven even opportunistisch te zijn als ieder ander. Het belang van dit boek is dan ook niet litterair, maar moreel. Het betekent een justificatie, niet zozeer voor de huidige Italiaanse aristocraten, wier intellectuele interesse gering schijnt te zijn, als wel voor de burgerij die in Italië en elders, zich gaarne met deze Siciliaanse edelman zal identificeren, omdat hij zich zo aristocratisch onttrekt aan gebeurtenissen waarvoor zij zelf al evenmin ooit enige verantwoordelijkheid heeft durven nemen. Vandaar, neem ik aan, het wereldsucces in twaalf talen, waarvan het omslag van de Nederlandse vertaling rept. |
|