Toneelbespreking
Ring voor Caro
H. van den Bergh
De toneelgroep Theater heeft dikwijls van een charmant beginsel blijk gegeven: Hier hebben wij een stuk dat geen commercieel succes kan worden, maar dat wij toch willen spelen daar we het te waardevol achten om het aan het Nederlands publiek te onthouden, zelfs al bereiken we maar een klein deel van dat publiek.
Bij het grote ringsteken in de Stadsschouwburg op vrijdagavond j.l. leek Theater echter op een tegengesteld standpunt te staan: Hier hebben wij een stuk, dat niet alleen onbelangrijk, maar ook al in Nederland bekend is van vroegere opvoeringen. Het is bovendien zeer middelmatig geschreven, kortom een stuk om te brengen nu we de gelegenheid krijgen om aan geheel theaterminnend Nederland te laten zien wat wij waard zijn. Voor het doen uitreiken van de Bouwmeester-ring aan hun eerste actrice Caro van Eyck kozen zij namelijk The little Foxes van de Amerikaanse Lillian Hellman. Zij bedacht in 1939 deze super-Libelle-draak, waaruit wij kunnen leren met welke duivelse methoden de zoons van gewone arbeiders proberen rijk te worden nadat de Burgeroorlog de oude aristocratische families in de zuidelijke staten heeft geruïneerd. Een slechte eigenschap, die hebzucht - zo leert ons miss Hellman - die deze lieden van eenvoudige komaf dan ook zelden gelukkig maak.
Het stuk is overigens wel met een soort toneelhandigheid in elkaar gezet, die men echter gaarne zou ruilen voor een wat zinvoller probleemstelling. Deze doorzichtige vaktechnische bekwaamheid kon niet anders dan uit Amerika komen en is eigenlijk alleen te verdragen wanneer een werkelijke kunstenaarspersoonlijkheid daardoorheen tot uitdrukking komt. Daarvan was hier geen sprake en wanneer het jonge meisje haar doodzieke vader uit het ziekenhuis thuisbrengt en een flesje omhoog houdt, indrukwekkend roepend dat dit vaders reddende medicijn is, en dat het flesje vooral niet breken mag, dan wacht men gelaten af tot de duivelse mama die vader dood wil hebben
haar kans krijgt. Dat gebeurt dan prompt in het derde bedrijf dat ons al evenmin op enig ander punt verrassingen te bieden heeft. Wel hadden we te maken met een z.g. sterk speelstuk, waar een dankbaar gebruik van werd gemaakt.
Elise Hoomans die nu eenmaal op haar best is wanneer ze een min of meer gestoorde figuur mag uitbeelden speelde als het gefrusteerde vrouwtje Birdie buitengewoon mooi haar door drank verhitte scènes. Zij en Richard Flink, die eigenlijk altijd onopvallend en heel goed is, kregen terecht door de aanwezige toneelscholen uitgelokte open doekjes. Cruys Voorbergh vond weer zijn eigen merkwaardige weg tussen de meest absolute underacting en hier en daar een enkele zwaar aangezette scène. Caro van Eyck kreeg de erbarmelijke rol van de niets ontziende geldwolvin te vertolken. Zij deed dat met die typische, opzettelijk niet-sierlijke gebaren en in-wezen-onnatuurlijke intonaties die al een tiental jaren lang haar rollen tot belangrijke gebeurtenissen maken en ieder stuk waarin ze een hoofdrol speelt tot een avond van pure toneelvreugde voor de toeschouwers.
Zo ook heeft ze op de carnavalsspeech van minister Cals geantwoord, intelligent, zonder humor gelukkig, en volkomen oprecht, in bewoordingen die in mijn ogen het begrip ‘waardig’ voorgoed met haar persoon hebben verbonden. Zij vertelde hoe speciaal de reactie van haar vrouwelijke collegae, die evengoed als zij de ring hadden kunnen krijgen, haar getroffen had en hoe ze slechts had kunnen hopen dat zij in het omgekeerde geval dezelfde noblesse had kunnen opbrengen.
Zo stond ze daar op hoog niveau zichzelf te zijn, een verre van mooie, breekbare, kleine vrouw. Zonder twijfel een van onze grootste actrices.