gestoken kunnen worden van het snoer uit een andere wereld, de werkelijk ware, niet de illusionnair ware van de koektrommel. Het is alleen iets gevaarlijker om deze aansluiting te benutten dan om die voor een pick-up ongebruikt te laten. Zoals Chesterton's Father Brown betoogde, zonder geloof verzakt men makkelijk in bijgeloof, en gaat de gewone konkrete wereld zien in termen van mysterie die er de smaak van bederven en aanleiding geven tot allerlei domme vergissingen. Wat een onnozele sentimentaliteit dan ook, om de wereld van een paar honderd jaar geleden voor echter te houden dan die van nu.
De vergissing ligt er dik op in het geval van De Geleerde Man in 1825. Iedereen kan er makkelijk om lachen, maar laten degenen die aan zulke illusies lijden zich niet dadelijk vereenzaamd gaan voelen in hun domheid, want in iets minder naïeve vormen en in een iets gewichtiger toon komen zij ze overal tegen. Vergelijkingen met een wereld van ‘vroeger’ zijn het geijkte hulpmiddel van iedereen die iets tegen de twintigste eeuw wil inbrengen. De brutaalsten zeggen met zoveel woorden wat zij van die vroegere wereld denken: in de middeleeuwen deelden allen rustig in de zekerheden van de christelijke beschaving; in de 18e eeuw leefden zij elegant, en verheugden zich op de rationaliteit van het nageslacht; in de 19e eeuw wisten zij waar ze aan toe waren met de moraal. Wat zijn zulke vage algemeenheden waard? Bijna niets. Het is voor ons alleen na langdurige inspanning wel eens mogelijk om een indruk te krijgen van wat de inmiddels overwonnen idealen van een tijd voor een enkeling betekenden. Met veel meer zekerheid kunnen wij zeggen dat ook voorouders leden onder rampen en vrezen; dat zij last hadden van twijfel en verveling; dat zij zich wel eens amuseerden, en dat sommige ervaringen hen gelukkig stemden. Behalve voor enkele zieners, en dan vaak nog alleen in hun geschriften, kunnen geen idealen en zekerheden veel veranderd hebben aan de dagelijkse loop van zaken.
Het is ook nog te naïef. De minder brutalen en slimmeren zeggen niets bepaalds
over vroeger, maar impliceren dat het anders en beter was. ‘Wij leven in een ontzinde wereld’. En wanneer was er een zinnige wereld, harmonisch en verstandig? Impertinente vraag. ‘Wij hebben een nieuwe religie nodig’. O? Vanwege onze onvergetelijk heerlijke ervaringen met oude religies, die hun aanhangers welvarend, luciede en tevreden maakten? Natuurlijk; dat moet niet onderzocht worden, maar ondervonden. ‘De moraal is in verval’. Welke tijd hebt u dan op het oog waarin de mensen meer zorg hadden voor eikaars welzijn? O, vroeger. ‘Nooit in de geschiedenis is een mensenleven zo weinig waard geweest’. Deze uitspraak berust zeker op een vergelijking met de kruistochten, met de dertigjarige oorlog, met de Napoleontische oorlogen?
Helemaal niet. Al zulke uitspraken berusten op vergelijkingen met niets, behalve met de illusies van de spreker, en de illusies die hij zijn gehoor toeschrijft. Het is een ontoelaatbare manier van waardemeten, niet alleen op wetenschappelijke gronden, maar vooral omdat het de gelegenheid biedt tot het opgeven van allerlei willekeurige geluksformules en de aandacht af leidt van de voorwaarden waaronder wij in werkelijkheid leven. Het is niettemin een manier die alom gebruikt wordt, ‘tegenwoordig’; wie er op gaat letten, merkt al spoedig dat onze waardering van de toestanden van deze tijd grotendeels berust op vergelijkingen met een verleden waarvan wij niet weten hoe het was.
Bijna iedereen heeft blijkbaar in de een of andere vorm zijn illusie over de mannetjes op de koektrommel. Het is een geval waarin wij degenen die er de hoogste ontwikkelde vormen van hebben niet moeten benijden, want zij gaan er misschien in ernst in geloven, of zij kunnen er tenminste niet meer buiten. De onnozelen zijn beter af. In hun heldere momenten zien zij wat een onzin het eigenlijk allemaal is, en begrijpen dat de werkelijkheid, de waarheid en het leven precies dat is wat zich aan hen voordoet. Het moet wel een teken van vreugde of geluk zijn, dat op zo'n ogenblik velen de neiging ondervinden om in lachen uit te barsten. Geen wonder dan dat het inzicht nooit lang duurt, en dat wij even later alweer verstrikt zitten in problemen en vergelijkingen en dromen van een beter en reëler leven. Het enige wat tot troost strekt is de gedachte dat de werkelijkheid wel eenvoudiger is, maar waarschijnlijk te weinig biedt om van te leven, en zeker om over te praten.
J.J.P.