noteerde niets, niets van de lengte der beharing, van de aantallen kelkblaadjes, van de lengte, de aantallen, de dikte, de kleur, de hardheid, niets, alleen maar wachten tot zich de sprongpunten duidelijk voor hem aftekenden. Daarna kwamen de maten wel, het amanuensis-werk om aan de buitenstaanders duidelijk te maken, te bewijzen, te verklaren.
Maigret noteert niets, zorgt alleen voor een aantal kroegjes in de omgeving, zoals een hond zijn plasplekken uitzet, totdat een vreemd gebied is geworden tot territorium, d.i. geassimileerd, inbegrepen. Het staat van tevoren vast dat tussen de losse feiten van de plantensystematicus, van Maigret, slechts één verbindende sprongserie mogelijk is. Die is niet te ontdekken door beter kijken: Vaalegeer en Goethe waren tegen brillen, microscopen, die immers alleen de versplintering duidelijk maken. Steeds kleiner deeltjes kan men ontdekken als men zich daartoe zet. Maar de sprong tekent zich pas af in de droom (Kékulé), als men jong is (Darwin), als men bevooroordeeld is (Freud), als men blind is (Homerus), als men met vasten (Jezus), met bedwelmende middelen (Poe), in retraite (de Quay), de zintuigen nog gebrekkiger maakt, als men in een vliegtuig in één oogopslag de plattegrond overziet van de stad waarin men verdwaalde bij het naambordjes lezen.
Creativiteit is meestal het product van een slecht geheugen. Carrière was kleurenblind, Greco had een gezichtsgebrek (al is het nonsense om daaruit zijn speciale stijl te willen verklaren), Kandinsky had geen geheugen voor vormen en werd de vader der abstracte kunst. Chris van Geel schreef de mooiste twee versjes over padden die ik ken, alsof hij ze met nog extra zintuigen betast had, maar hij had nooit gezien dat de honderden padden om zijn huis een gele rugstreep bezitten. Beethoven was doof en Matthijs Vermeulen heeft veel te weinig gelegenheid gehad om zijn composities te horen.
‘Toute la profondeur que nous prêtons à de certains états n'est due qu'a leur éloignement de l'état de la vie normale, et non pas à leur rapprochement de choses très importantes et très cachées’. ‘Que de choses il faut ignorer pour “agir”!’ (Valéry).
Niemand interesseert zich voor de werkelijkheid. Als we voor een serie verschijnselen twee of meer verklaringen kunnen bedenken nemen we à priori de eenvoudigste als juist aan. Het gebouw dat we hebben opgetrokken met behulp van onze - al of niet met instrumenten verlengde, versterkte, vertraagde, versnelde - zintuigen en logische redeneringen gaat steeds meer de plaats van de werkelijkheid innemen. De enige eis die we stellen is dat elk nieuw phenomeen moet passen of - als dat niet het geval is - er moet een verbouwing plaats vinden, desnoods zet men eens in de twee-, driehonderd jaar een nieuw gebouw neer.
Maar dit gebouw lijkt waarschijnlijk evenveel op de werkelijkheid als de rechte lijn, die we trekken tussen de punten A en B, lijkt op de door een dronkeman tussen deze punten afgelegde weg.
Als ik er iets van begrepen heb, neemt Von Wittgenstein buiten het kenbare gebied der taal nog een werkelijkheid aan, de echte, die echter nooit gekend kan worden. Het lijkt me een acceptabele definitie van niet-bestaan: dat wat men niet kan waarnemen of kennen.
Er is dus niets dan taal, muziek, poezie, wetenschap, gevoed en veranderend door waarnemingen die telkens geplaatst moeten worden in dat veranderend geheel. We kunnen nooit méér waarnemen dan we waarnemen.
Terzijde:
(het 6e deel van Léautaud's Journal) Boeiend de geleidelijke verandering in oordeel over het Journal van Renard. Ik heb vroeger al gedacht dat er grote overeenkomst was in de manier waarop Renard en Léautaud zich zelf en de omstanders zagen. Alleen in uiting groot verschil: Renard met de cultus van de vondst, het raffinement. Daardoor is zijn dagboek niet achter elkaar te lezen, meer als een reeks van aforismen, telkens een paar toevallig opgeslagen. Aan de andere kant is Léautaud's critiek op de beeldspraak van Renard niet overtuigend, omdat Léautaud altijd iets tegen dichters gehad heeft (je ne suis pas assez bête) althans nadat hij zijn eigen versjes te boven was.
Renard is in zijn korte invallen een dichter: een man met slecht geïsoleerde hersenafdelingen, waardoor verbindingen geslagen worden tussen gebieden die tevoren gescheiden waren. Dat kan gebeuren door vergelijkingen, maar ook door simpel naast elkaar zetten van gebieden, zoals ik laatst van Pasternak las: ‘frambozen onder onweerswolken’.
Luisterend naar Del Pueyo die Granados speelt. Een vreemd idee dat het Spanje, dat een hechte eenheid is geworden in mijn hersens, opgebouwd uit tekeningen en etsen van Goya, muziek van Albeniz, Granados, Mompou, groepen Spaanse dansers, Segovia, romantische literatuur, Slauerhoff en mijn eerste Spaanse reis, een wereld is die weinig