Doorbraak in de Engelse film
R.H. Hakkert
Wanneer we de films zien die Engeland in de loop der jaren heeft gemaakt, dan mogen we daaruit concluderen dat Engeland een land is zonder problemen, een land waarin de laatste vijftig jaar geen wezenlijke veranderingen zijn opgetreden, een land dat nog steeds denkt een imperium te zijn.
Deze uitspraak deed Lindsay Anderson in 1957 in Declaration, een verzameling essays, waarin acht jonge Engelse schrijvers hun credo over zichzelf en de maatschappij uitspreken. Lindsay Anderson is de grondlegger van de Free Cinema, een beweging die sinds enkele jaren met onafhankelijke produkties vinnig poogt de Engelse film nieuw leven in te blazen. Anderson noemt de Engelse films verdraagzaam, goedig en zonder gewichtigdoenerij, maar daarnaast ook snobachtig, anti-intelligent, met een taboe voor het emotionele en opzettelijk blind voor de toestanden en problemen van deze tijd, opgedragen aan het nationale ideaal van Great Britain dat uit de tijd en uitgeput is.
De filmer-schrijver wijt deze gang van zaken aan de Engelse maatschappij, die hij nog steeds als een van de meest klassebewuste samenlevingen van de wereld ziet. De film is in Engeland een zaak van de middenklasse en Anderson heeft in deze enig recht van spreken: zijn vader was een beroepsofficier, zijn moeder de dochter van een wolhandelaar, en hijzelf is opgevoed in kostscholen.
Anderson staaft zijn betoog door te wijzen op de voorliefde van de Engelse filmindustrie voor komedies en oorlogsfilms, beide genres waarin men ‘de onzekerheden van deze tijd en de bedreiging van de toekomst gemakkelijk kan ontlopen’. Het feit dat Engeland op de naoorlogse festivals vrijwel nooit voor een prijs in aanmerking is gekomen, zou een bewijs kunnen zijn voor de juistheid van Anderson's betoog.
Inmiddels blijkt dat de Free Cinema en de angry young men hun uitwerking niet hebben gemist. Het succes van korte filmpjes van de Free Cinema als Momma don't allow, Nice Time, Every day except Christmas, een toneelstuk als Look back in anger, een speelfilm als Room at the top tonen aan dat er zich in Engeland vooral in sociaal opzicht een kentering afspeelt. In de speelfilm was Room at the top, naar de bestseller van John Braine, een eerste aanwijzing van de in Engeland wat laat gekomen ‘sociale revolutie’. Een tweede, naar mijn gevoel belangrijker film in dat kader is Look back in anger, gemaakt naar het vooral in Engeland veelbesproken en door velen fel aangevallen toneelstuk van John Osborne.
Beide films zijn in tegenstelling tot hun vele voorgangers geïnspireerd gemaakt door jonge filmers, die in een directe, indringende en emotionele verteltrant het verzet van de jongere generaties tegen de hedendaagse maatschappij in beeld brengen. Beide films breken met de ongeschreven Engelse wet dat praten over jezelf van slechte manieren zou getuigen. Vooral de jongere toeschouwers herkennen in deze films hun eigen walging van de nog overal aanwezige hypocrisie en hun eigen chaotische gedachten en gevoelens. In beide films zijn de hoofdpersonen geen officieren die voortdurend door verrekijkers turend de oorlog winnen of arbeiders die sappige Cockneygrapjes verkopen en in oorlogen zo goed weten te sterven, het zijn deze keer gewone jonge mensen die zoeken naar hun plaats in de samenleving.
Room at the top is het verhaal van een jonge man uit de arbeidersstand die rancuneus carrière wil maken en zelfs bereid is daarvoor een grote liefde op te offeren. Het is echter meer het grootse spel van Simone Signoret en de goede vormgeving van de film dan de bewerking van Braine's verhaal over die ene ambitieuze man, die de film zijn verdienste geven.
Met Look back in the anger ligt dat anders.