Korte commentaren
Ruhrkartel
Op grond van de bepalingen in het verdrag op de Europese gemeenschap voor kolen en staal heeft de Hoge Autoriteit geweigerd goedkeuring te verlenen aan de voorgenomen oprichting van de Ruhrkohlenverkaufsgesellschaft mit beschränkter Haftung. Dit instituut was gedacht als een soort firma, waarvan de firmanten waren de steenkolenproducenten aan de Ruhr. Het bedrijf ervan zou bestaan in het verkopen van de steenkolen, die aan de Ruhr worden geproduceerd, verminderd met de leveranties van de mijnen aan de verwante staalindustrie en ook nog verminderd met de ‘Landesabsatz’, de verkoop aan de poort van de mijn. Als instituut was de verkooporganisatie in zekere zin een herleving van het voor de oorlog vele jaren bestaan hebbende Rheinisch-Westfälisches Kohlensyndikat. Verder was het bedoeld als een vervolg op de bestaande verkooptechniek aan de Ruhr, waarbij er drie aparte verkoopsorganisaties waren. Met die drie organisaties nam de Hoge Autoriteit niet langer genoegen op grond van de anti-kartelbepalingen in het Verdrag.
De afwijzing van de Hoge Autoriteit is voorafgegaan door een intensieve propaganda, zowel van de kant van de Hoge Autoriteit als door alle instellingen en instanties, die in deze tijd anti-kartel denken en dat zijn er nogal wat. Van een kartel is economisch de verbruiker de dupe en bovendien - zegt men - remt een prijzen- en produktiekartel de efficiency en de vooruitgang van de industrie. Niettemin heeft het Nederlandse lid van de Hoge Autoriteit, de vice-president D. Spierenburg, zeer diep op zijn medeleden moeten inwerken om bij de stemming de meerderheid te krijgen, waarmede het Ruhrkartel voorlopig van de baan was.
Nu moet bekeken worden, wat het beste kan worden gedaan om de Ruhr toch aan een systeem van kolenverkoop te helpen. Besprekingen van de H.A. met de Ruhr en ook met de westduitse regering staan op het programma. De overwegend politieke overwinning heeft een moeilijke economische staart. Feit is, dat er overproduktie van steenkolen is, speciaal aan de Ruhr. Daartegen valt te doen, dat men de onrendabele en minder rendabele mijnen sluit. Daardoor komen enige duizenden mijnwerkers, lang niet allemaal even jong, zonder werk. De werkgelegenheid was een der redenen, dat de organisaties van de werknemers het oprichten van een verkoopkartel billijkten. Door het kartel af te wijzen heeft de Hoge Autoriteit in de eerste plaats laten zien, dat zij haar gezag weet te handhaven. Zij immers moet het verdrag uitvoeren en het verdrag verbiedt kartels. In de tweede plaats heeft de H.A. de verdere sanering van de industrie door dit besluit zoal niet direkt in de hand gewerkt dan toch in belangrijke mate bevorderd. Aldus bezien is de ontwikkeling te appreciëren en vandaar, dat het leedvermaak om de ‘Ruhrbaronnen’ in West-Europa momenteel vrij algemeen is.
Een andere kwestie is, of onder de huidige economische omstandigheden en ook van sociaal standpunt uit bezien, het forceren van een meer dan honderd jaar oude ontwikkeling in meer moderne richting zulk een bijzonder verstandig besluit was. Wat juridisch volkomen verantwoord is op basis van een verdrag, behoeft daarmede niet per se in alle opzichten bevredigend te zijn voor het rechtsgevoel. Door in de ontwikkeling van de Europese integratie het Schumanplan te plaatsen, als aparte integratie-poging voor steenkolen en staal, is al vrij duidelijk aangetoond, dat dit een zeer speciaal gebied is. Vooral voor de mijnwerkerij geldt, dat de industrie er van binnenuit wel iets anders uitziet dan van buitenaf.
Natuurlijk moest ook de mijnwerkerij onder het Verdrag met zijn tijd meegaan, maar de vraag is maar of dat allemaal zo hard moest gaan als speciaal de heer Spierenburg nodig vond en zoals de Fransen vinden, die een wel begrijpelijke hekel aan de Ruhr hebben. Een zeker begrip voor de problemen van een moeilijk industriegebied, wat meer tolerantie, minder Prinzipenreiterei, meer geduld, minder dédain van de supra-nationale overheid voor industrie-functionarissen en wat meer begrip voor historisch gegroeide zaken (ook als die au fond niet helemaal en règle zijn) had de Hoge Autoriteit in de grootste kolencrisis van de geschiedenis niet misstaan. Temeer niet omdat de Hoge Autoriteit zelf wel enige schuld heeft aan verschillende aspekten van de overproduktie. Het zou een misvatting zijn te denken, dat de economische eenwording van Europa belangrijk is gestimuleerd door op deze wijze de kolenproducenten aan de Ruhr fors op hun nummer te zetten.
E.D.