Politiek en bedrijfsleven
W.H. Fockema Andreae
In het nummer van 20 januari publiceerden wij zes commentaren op het artikel ‘Ons a-politieke bedrijfsleven’ van mr J.L. Heldring (H.W. van 6 januari). Wij schreven daarbij dat wij hoopten ook het standpunt van de werkgevers nog tot zijn recht te laten komen. Behalve de heer Fockema Andreae heeft evenwel tot onze spijt geen der vertegenwoordigers van deze groep, aan wie wij een oordeel hadden gevraagd, aan onze uitnodiging gevolg gegeven. (Red.)
Heldring heeft in het nummer van 6 januari gelukkig niet gesproken van ons anti-politieke bedrijfsleven. ‘A-politiek’ laat nog hoop op verbetering, veronderstelt tenminste afzijdigheid en geen afkeer. Zijn bedenkingen zijn aldus milder van aard.
Zijn zijn bedenkingen in het algemeen gerechtvaardigd? Ik meen van wel. Al zou ik enige accenten anders willen leggen. Kennis van de nationale politiek kan men het confessionele deel van ons bedrijfsleven niet ontzeggen. Wellicht is het daarmede buiten die kring minder goed gesteld. Begrip van de internationale politiek, gedragen door grondige studie, is in ons bedrijfsleven schaars toegemeten. Met alle achting voor enkele bijzondere individuele krachten schiet ons bedrijfsleven in zijn geheel en als sprekende grootheid in politicis tekort.
Deze vaststelling zou moeten leiden tot organisatorische verbeteringen. Maar hier ontmoet men bepaald een psychologisch verklaarbare onlust. Nog afgezien van de bijzondere moeilijkheden als gevolg van de politieke geleding in Nederland, is er een zekere ‘gouvernementele’ neiging in ons bedrijfsleven te bespeuren welke zeker ten dele wordt veroorzaakt door in het algemeen goede betrekkingen tussen de ambtelijke instanties en het bedrijfsleven. In de binnenkamer heerst een vertrouwelijke samenwerking. Practisch komt men er veelal nog wel uit. Waarom dan verder al te veel overhoop halen? Vandaar minder belangstelling voor de grote lijnen van het politieke beleid. Zou men zich organisatorisch politiek exponeren, hoe gemakkelijk zouden de tegenwoordige practische voordelen niet teloor kunnen gaan.
Een organisatie, een verbond, lijkt de oplossing niet te bieden. Een nationaal instituut? Naar de snit van het Nederlandsch