Buurvrouws roddel
door J.H.W. Veenstra
Bij hoge uitzondering is in de Eerste Kamer weer eens even aan het publieke oog een slipje van het lang niet altijd frisse hemd getoond, dat zich onder het op maat gesneden pak bevindt van wat zo keurig als Binnenlandse Veiligheidsdienst tot het geaccepteerde garnituur van ons demokratisch staatsbestel behoort. Natuurlijk, ons parlement waakt, en de enkele nare gevallen van ‘vergissingen’ bij de in dossiers verpakte kwalifikaties van bepaalde personen met betrekking tot hun betrouwbaarheid zijn allerwege afgekeurd.
De parlementsleden beseffen ook dat men een in het verborgene opererend lichaam als de BVD niet kan laten ‘schalten und walten’ en er is nu een commissie van fraktievoorzitters van de Tweede Kamer die er enige controle op zal uitoefenen. Ook heeft minister Toxopeus nog eens verklaard grote waarde aan de rechtszekerheid te hechten, maar ook dat nu eenmaal de aard van het BVD-werk publieke controle onmogelijk maakt.
En toch, moeten we ons daar nu maar bij neerleggen en is die veiligheid zo'n sacrosancte zaak dat wij ons als burgers, in goed vertrouwen op een als bijkomstige bezigheid bedreven toezicht van een paar toch al overbezette parlementsleden, niet verder druk meer mogen maken over ‘rapporten’, die soms over lot en loopbaan van de gerapporteerden beslissen? Vooropgesteld dat ik het bestaan van spionnage- en contraspionnagediensten ook in een demokratie accepteer zolang lam en leeuw op deze planeet nog niet zij aan zij grazen, accepteer ik toch niet dat het mij in die demokratie als burger niet aangaat wat er eventueel over mij vastligt in die veelbesproken dossiers. Hoeveel waardering ik ook voor fraktievoorzitters kan hebben, toch kan ik niet inzien dat zij genoeg over mijn aktiviteiten in het verleden weten om maar dadelijk bij inzage van mijn dossier te kunnen ontdekken of ik al dan niet juist ben beoordeeld. En vooral, door wie ik ben beoordeeld.
Toevallig vernam ik dezer dagen een en ander over een ergens ter tafel gekomen dossier van iemand die ik van nabij ken. Wat daarin dan bij wijze van met gewichtige geheimzinnigheid omgeven ‘verklaringen’ is vastgelegd mag op het eerste gezicht amusant worden genoemd. De persoon in kwestie heeft dan op die en die datum dit of dat verklaard, heeft zich tegenover deze of gene persoon zus of zo uitgelaten, heeft bij enige gelegenheid beledigende, minachtende, verraderlijke of welke hem diskwalificerende woorden ook uitgesproken, enz. enz. Kortom, wat steekneuzen ergens aan roddel van de buurvrouw hebben vernomen ligt vast in een keurig getikt rapport en wie weet nog jaren later wát er eigenlijk is gezegd en vooral in welke situatie en met welke strekking het werd gezegd?
Het is nu wel bekend genoeg van hoe geringe waarde getuigenverklaringen in rechtszaken zijn - ik heb vroeger in een psychologisch laboratorium onthullende experimenten meegemaakt over het vermogen tot waarnemen van in een willekeurige situatie geplaatste personen - en we weten ook dat niet alleen het goed luisteren een moeilijke aangelegenheid is maar dat het interpreteren van uitspraken nog zózeer met begrip en intellektueel niveau samenhangt, dat het wel een zeldzame gave mag worden genoemd. Niettemin zijn de rapporten van veiligheidsdiensten grotendeels samengesteld met wat jan en alleman van iemand te vertellen hebben, en wie dan nog beseft tot welk slag lieden die speciaal hierbij betrokken jan en alleman behoren slaat de schrik om het hart. Spionnagediensten moeten nu eenmaal voor het verkrijgen van inlichtingen werken met lieden van het laagste allooi en de betaalde informant maakt zich gewoonlijk meer druk om de zijn beloning verhogende kwantiteit dan om de kwaliteit van zijn inlichtingen.
Goed, zal men kunnen zeggen, maar dit soort informaties is alleen het ruwe materiaal en van de hogere ambtenaren bij een