Apartheid
door E. Damen
Vroeger was het in het produktieproces veelal zo, dat de man die met zijn handen de produkten maakte minder profijt had van de opbrengst van het produktieproces dan de kapitaalverstrekker. Tegenwoordig heeft de werknemer de mogelijkheid een deel van de grotere opbrengst van het produktieproces te verkrijgen door het optreden van vakorganisaties en overheid. De aandeelhouder daarentegen krijgt een dividend, dat ten aanzien van de rentabiliteit van zijn investering in het algemeen nauwelijks boven de gangbare rentestand uit komt. Wanneer het geld waardevast zou zijn, zou een vaste belegging van besparingen in aandelen zelden de voorkeur verdienen boven een belegging in risicomijdende obligaties. Het geld is echter niet waardevast en bovendien biedt het aandeel het voordeel van de koersstijging, die in zekere zin op de meerwaardeleer berust. De expansie van de onderneming leidt tot hogere koersen voor het aandeel.
De bewegingen in de beurshandel wijzen dan ook uit, dat een belangrijk deel van de effectenhandel veroorzaakt wordt niet door behoefte om besparingen rendabel te maken, maar uit hoofde van speculatie. In een periode met sterke inflatoire ontwikkeling is de beurs zelfs min of meer een loterij zonder nieten. Het vandaag gekochte aandeel is over enige tijd soms enkele tientallen procenten meer waard. De koersstijgingswinst is voor de belegger veel groter en dus belangrijker dan het simpele dividend. Groot is derhalve het aantal diergenen, die regelmatig op de beurs een paar tientjes of een paar honderd gulden verdienen, hetgeen de waarnemer, die het goed met zijn medemensen meent, kan vervullen met een gevoel van bevrediging: het is prettig wanneer iemand ‘een mazzeltje’ heeft en het werkt bovendien de economische bedrijvigheid in de hand door een vergroting van het aanbod aan risicodragend kapitaal.
Buiten de groep van overwegend kleine speculanten en au fond onbelangrijke ‘beursprofiteurs’ is er een veel minder omvangrijke groep, die transacties verricht in grote stijl en waaraan de beurs maar slechts terzijde als technisch instrument te pas komt. De vorige week heeft De Volkskrant daarover een en ander bericht n.a.v. mutaties in de kapitaalstructuur van de N.V. Van Vlissingen Katoen te Helmond. Aan enkele transacties hebben zeer weinigen vele miljoenen verdiend. Voordat De Volkskrant de berekeningen publiceerde, had het Handelsblad omtrent de structurele kapitaalontwikkeling van Vlisco al een paar opmerkingen gemaakt, die bepaald niet van kritische zin gespeend waren. Het Handelsblad kan niet worden aangezien voor een dagblad, dat de genieters van ‘arbeidsloze inkomens’ een kwaad hart toedraagt, noch zijn in de eeuwenoude geschiedenis van die krant nare dingen gezegd aan het adres van ‘couponknippende aandeelhouders’.
Zowel de commentariërende berichtgaving in het liberale dagblad, als die in het links-katholieke ochtendblad duiden aan, dat er in ons land, ook buiten socialistische kringen, een duidelijker bewustwording komt van het probleem der financiële ‘apartheid’, van de bijzonder bevoorrechte positie van een betrekkelijk gering aantal mensen. Bij deze dingen zou het verkeerd zijn indien men de factor afgunst in het geding bracht.
Er zal natuurlijk altijd een element van afgunst in de samenleving bestaan, maar dat moet men niet overschatten. Verreweg de meeste mensen accepteren gemakkelijk een zekere autoriteit en aanvaarden zonder enig bezwaar maatschappelijke verschillen, vooral naarmate speciaal de arbeider intelligenter wordt. ‘Zolang ik elke zondag met mijn brommer naar de Veluwe kan, mag mijn baas gerust elke dag van Wassenaar naar Amsterdam met zijn Cadillac komen, ik zou niet willen ruilen’ is een mentaliteit die wijst op de afwezigheid van afgunst bij een duidelijk bewustzijn van verschil, dat overigens lang niet altijd op capaciteit en prestatie berust.
Zonder afgunstig te zijn, kan een man toch wel nadenken. Indien zo'n man dag in dag uit zijn eenvoudige plicht doet, is in den regel zijn bescheiden beloning geen probleem voor hem. Al die mannen tezamen maken echter op hun eenvoudige manier een bedrijf groot. Dat versterkt hun maatschappelijke zekerheid, hun eergevoel, hun aanzien in eigen kring en niemand maakt zich druk over winstaspecten. Herhaaldelijk kan men waarnemen, dat vooral de arbeider, maar ook de intellectuele werker het prettig vinden wanneer het aandeel van ‘hun’ bedrijf in koers stijgt en het dividend hoog is. Indien er echter à raison van een koersstijging in enkele maanden tijds, met één slag door enkelen ettelijke miljoenen in de wacht worden gesleept, gaat er iets van het flegma af. Dan zullen nog wel zaken als persoonlijk temperament, levensbeschouwing, volkskarakter e.d. het oordeel be-