doden worden vergeten, de schijnbaar verlorenen komen terug. Er komen in de laatste twee bedrijven nog verscheidene andere komische bedriegerijen, misverstanden en persoonsverwisselingen voor, waarbij een Boheemse marskramer een der hoofdfiguren is. Die hebben met de inzet van het stuk vrijwel niets meer te maken. De vrolijke herderswereld van het tweede bedrijf staat los van het sombere Siciliaanse hof van het begin, en het laatste, minst vermakelijke en minst geloofwaardige bedrijf moet dienen om die twee werelden zo'n beetje aan elkaar te lijmen.
Het is bij deze ontwikkeling in het stuk begrijpelijk dat de drie koninklijke personages die in het eerste deel de handeling beheersten, later steeds minder raad wisten met hun tragisch opgezette figuren en er daardoor op de verkeerde manier lachwekkend kwamen uit te zien.
Wat regie en spel aangaat was het eerste bedrijf het beste. De Engelse regisseur Peter Wood heeft zich door het luchtige vervolg niet laten verleiden de jaloezie, woede en wanhoop van Leontes minder fel en tragisch voor te stellen dan de tekst mogelijk maakt. Hij had dit kunnen doen door het pathos te dempen of door het te overdrijven, maar hij heeft, daarbij geholpen door het décor van Hutchinson Scott en door het verbeten, en meer dan vroeger gevarieerde en beheerste spel van Frans van der Lingen, een overtuigende middenweg gevonden. Alleen in de figuur van Paulina, de enige aan het hof die de razende koning durft te weerstaan - uitstekend gespeeld door Ida Wasserman - heeft hij een paar lichte accenten aangebracht, en dat stoorde niet.
Maar het tweede bedrijf, dat zich afspeelt temidden der herders in Bohemen waar de zoon van Polixenes en de te vondeling gelegde dochter van Leontes elkaar vinden, was, door een tekort aan fantasie bij regisseur en décorontwerper, vooral in de massascènes veel minder uitbundig dan het had kunnen zijn. Het gespring met linten om een vreemd soort uitkijktoren was rommelig, amateuristisch en daardoor niet aanstekelijk. Alleen Coen Flink als onbetrouwbare, grappenmakende marskramer wist zo nu en dan voor goed geslaagde momenten te zorgen.
Van het laatste bedrijf viel waarschijnlijk niet zoveel meer te maken dan door de Haagsche Comedie geboden werd. Paul Steenbergen kreeg hierin een verdiend tussenapplaus voor zijn uitbeelding van een dwaze major domus die verslag uitbrengt over de onthullingen bij de algemene hereniging in het Siciliaanse paleis.
Het stuk telt verder nog vele, en over het algemeen in deze voorstelling goed bezette rollen, onder andere van Joris Diels, Gijsbert Tersteeg, Frans Vorstman, Bas ten Batenburg, Do van Stek en Jules Croiset. Elisabeth Andersen, als Hermione was dit keer iets minder dan anders, wat monotoner in haar stem en vlakker in haar spel. De goed in het gehoor liggende vertaling was van Remko ter Laan en de gebruikelijke muziek van Jurriaan Andriessen.
Voor het begin van de opvoering - die van zondagmiddag - herdacht Paul Steenbergen zijn mededirecteur van de Haagsche Comedie, Cees Laseur. Hij zei tot slot dat het gezelschap, in verband met dit plotselinge verlies, besloten had de Nieuwjaarswens 1960 van Pierre H. Dubois niet op de voorstelling te doen volgen.