In het harnas
Nooit domweg iets zeggen
In het hoofdartikel van het vorige HW werd ons aangeraden om ‘domweg’ nee te leren zeggen. Waartegen en met welk doel was niet erg duidelijk; ik dacht trouwens dat wij die, per definitie, ongelukkige kunst, in ieder geval tegenover vroegere koloniën, beter verstonden dan wie ter wereld ook.
Maar afgezien hiervan zou ik hier graag willen signaleren als karakteristiek voorbeeld van die vereenzelviging
met het angelsaksische standpunt die velen hier te lande zo gemakkelijk afgaat (zie ‘De Gaulle en onze pers’, HW 22). Parijs heeft altijd naar de europese hegemonie gestreefd, zegt de schrijver. Dat is al een simplificatie, maar voor zover die bewering waar is, bevat hij niet meer waarheid dan die andere visie, die de auteur over het hoofd ziet, en die wil dat Engeland altijd gekant is tegen welke concentratie, hoe vredelievend ook, op het vasteland, die machtiger lijkt te worden dan Engeland zelf. Voor hem zijn er alleen franse ‘sabotagepogingen’, geen engelse. Het was ook niet ‘good sport’ van De Gaulle dat die geprobeerd heeft zich te verzetten tegen het engelse streven, om met gebruikmaking van de situatie in de tweede wereldoorlog, de franse invloed in Syrië te breken. De schrijver is zelfs zo gauw op zijn angelsaksische tenen getrapt, dat hij beweert dat men uit de Gaulle's mémoires kan lezen dat die uit is, behalve op de franse hegemonie in Europa, op de uitschakeling van de angelsaksische invloed. Ik zou graag willen weten waar dat staat?
Uit deel I van de Gaulle's mémoires lees ik dat hij een opvallende sympathie voor de engelsen als volk heeft en op blz. 52 van deel III stelt hij Churchill een engels-frans bondgenootschap voor dat mij precies lijkt aan te geven wat, in buitenlands-politiek opzicht, zijn liefste wens is.
En wat De Gaulle's streven naar de hegemonie in Europa betreft, dat veronderstelt òf een ontkenning van de overmacht van Rusland en Amerika in de wereld van vandaag, òf een speculeren op de onverschilligheid voor ons werelddeel van die beide landen. Dat De Gaulle die overmacht erkent, zal iedereen die zijn mémoires heeft gelezen wel met mij eens zijn, er zijn teveel passages in waaruit dat inzicht blijkt. Wel gelooft De Gaulle inderdaad in een amerikaanse onverschilligheid, op den duur en min of meer, voor Europa, maar niet in een russische. Uitdrukkelijk rekent hij trouwens Rusland tot Europa; op blz. 56 van deel III heeft hij het over de drie europese polen: ‘Moscou, Londres et Paris’! Let ook op de volgorde van de hoofdsteden; dat is niet de volgorde van een man die zich nog illusies kan maken over een franse hegemonie. En als in deze gedachtengang een invloed wordt uitgeschakeld, dan zou het de duitse zijn, niet de angelsaksische. Dat de duiters nu bedroefd zijn over zijn mémoires begrijp ik - zij hebben dat werk, lijkt mij, grondiger gelezen dan de schrijver van het vorige hoofdartikel.
Verder zou ik nog willen weten waarop de bewering berust, dat de Italianen tenslotte altijd door Parijs gebiologeerd raken. Ik dacht dat men geen specialist in de politieke geschiedenis van het moderne Italië hoefde te zijn om daarvan de in het oog springende onjuistheid te herkennen.
H. van Galen Last