De Prix Goncourt van dit jaar, Le Dernier des Justes van André Schwarz-Bart, bleek voor mij lang niet zo onleesbaar als zijn tegenstanders hem hadden voorgesteld; evenmin begrijp ik hoe anderen er een meesterwerk in kunnen zien, als zij zich niet door buiten-litteraire overwegingen laten leiden. Schwarz-Bart vertelt de geschiedenis van een joods geslacht sinds 1185, en concentreert zich op het leven van de laatste zoon, die door de jodenvervolging in Duitsland en later in het bezette Frankrijk langzaam afgebroken wordt, en tenslotte in een gaskamer opgeruimd. Het verhaal is goed genoeg om, zonder dat er een hard woord valt, bij zijn lezer de verachting voor de vervolgers tot de opperste intensiteit terug te brengen; en het is verder ouderwets vertellerswerk, wat altijd een gunstige waardering verzekert bij de meerderheid van de Académie Goncourt.
Het is alleen jammer dat de aandacht van het publiek met een flauwer belangstelling voor nieuwe Franse romans, geheel door de jaarlijkse prijzen wordt opgeëist, temeer omdat niet eens naar waarheid kan worden gezegd (al wordt het in Frankrijk veel gedaan) dat het oordeel van de jury's niets aan litteraire maatstaven dankt. Het wordt er misschien ongeveer voor de helft door bepaald, en het ene jaar voor een grotere helft dan het andere, en bij de ene jury meer dan bij de andere. Daarnaast zijn van invloed de veronderstelde smaak van de gemiddelde lezer, de moraal en, volgens alles wat boze tong is, de naam van de uitgever. De overwegingen kunnen op vele manieren gedoseerd worden, maar het resultaat is altijd een beetje vals, zelfs als de keus gelukkig blijkt.
In de Spectator van de laatste paar weken is een discussie gevoerd tussen Brian Inglis die aanmerking heeft gemaakt op de manier van zakendoen van de Gallup Polls in de verkiezingstijd, en Henry Durant, die als directeur van het bureau volhoudt dat er niets aan te merken is. Zij is voor mij het toonbeeld van de onmogelijkheid der polemiek, misschien temeer doordat ik geen begrip heb van de geheimen der statistica. Het lijkt mij dat als er iets is waar twee het over eens moeten kunnen worden, dan over percentages van cijfers, misschien na elkaar op enkele rekenfouten gewezen te hebben; maar zo is het niet met Inglis en Durant; die hebben al de toon aangenomen van ‘ik wil wel statistica leren, als jij manieren leert’.
Het is waar dat niemand het ooit eens is met aanmerkingen op zijn stuk, of zelfs maar toegeeft dat een andere visie dan de zijne mogelijk kan zijn. Nergens wordt geregeld
zo sterk de indruk gewekt dat menselijke communicatie een onmogelijkheid is als in openbare discussies; hoe meer wederwoorden, hoe minder hoop dat de twee inzenders tenslotte zullen blijken het toch over hetzelfde te hebben. De enige omstandigheden waarin deze soort polemiek wel eens een lezer overtuigt, zijn die waarin een personage van algemeen erkend gezag een klein baasje vermorzelt; zolang het alleen om de argumenten gaat, kan men evengoed naar het gelijk en ongelijk van twee tennissers vragen. Een ervaren medewerker maakt zich dan ook geen zorgen wanneer hem van redactiewege een vernietigende brief over zijn bijdrage wordt doorgegeven; als hij tevoren al twijfelde aan de geldigheid van zijn stuk, dan ziet hij nu dat hij in ieder geval meer gelijk had dan deze dwaas. Het komt misschien doordat hij zelf altijd veel beter weet waar de fouten van zijn stuk zitten. Zo'n kleine kinderachtige aanmerking op een betoog met zulke enorme gebreken, dat kan hij niet velen; daar wordt hij nijdig van.
In de laatste New Statesman vind ik een mooie illustratie van wat ik laatst schreef, in een Brief uit Londen, over de lage reputatie van Britse vertegenwoordigingen op internationale tentoonstellingen. Citaat uit een ingezonden stuk aan de Times, overgenomen in de rubriek This England: ‘De dertigste jaarlijkse Foire Gastronomique, misschien de grootste jaarmarkt voor etenswaren in Europa, is juist afgelopen hier in Dijon. Op de Britse stand (die niet veel waard was, maar dan toch de onze) waren tussen andere vaderlandse lekkernijen, blikken katten- en hondenvoer geëtaleerd’.