op groen waren gesprongen rukten aan weerskanten de kolonnes op om ongeveer in het midden van de rijbaan krachtig op elkaar te stoten en het duurde iedere keer minutenlang voordat men elkaar van de weg had weten te dringen. Tenslotte moest er een politieauto met luidspreker aan te pas komen om erger te voorkomen. Onzichtbaar en eenzaam als geen god het kan zijn maande de stem ons tot rust en begrip. Het was toch zo eenvoudig, als wij maar goed rechts wilden houden. Toch bleek ook Hij weer te ver van ons af te staan; de kolonnes bleven botsen en er kwam een vermoeide klank in de stem.
In de bijenkorf had zelfs een koning moeite gehad klant te zijn, want slechts de zeer sterken slaagden erin een paar minuten stand te houden tegen de maelstroom, die ononderbroken langs de verkoopvitrines woelde en schuurde. De grote meerderheid werd machteloos door de gangpaden geperst, de roltrappen op naar boven, waar zij een korte bocht beschreven om dadelijk weer naar beneden te glijden. Het zal hun vergaan zijn als mij, op de eerste etage kon ik mij al niet meer herinneren waarvoor ik gekomen was maar ik kon er niet meer uit. Het feit dat wij slechts met ons bovenlijf uit de stroom staken maakte het niet makkelijker. Zo gleed ik de weg omhoog naast en tegen de teddy schouder van een wezen met wittige melkboerehondenkrullen, een roodgeboend gelaat en een ronde zuigmond. Een zachte jongen, of een ruwe meid? Nu nog zou het mij een hele geruststelling zijn te weten hoe het naar beneden uitliep en, naar ik aanneem, nog uitloopt. Helemaal boven, juist voordat ik ook de bocht doorging om naar beneden te worden gezogen, kon ik een glimp opvangen van St. Nicolaas, de matste die ik ooit heb gezien. Misschien kwam het alleen door de winters koude daglichtimitatie die op mijter en baard glom, maar voor het eerst van mijn leven, en ik hoop werkelijk voor het laatst, bedacht ik dat hij buiten december misschien wel staat ingeschreven bij een rijksarbeidsbureau. Onder welk vak; horecaf, humorist, of gewoon als St. Nicolaas?
Buiten had de stem zich laten vervangen door een vrouwenstem. Dat klonk heel wat propagandistischer maar daardoor wel menselijker en ik kreeg de indruk dat zij ook meer resultaat had. Ik besloot mijn inkopen voort te zetten, of liever te beginnen, in gewone winkels. Hoewel het daar inderdaad nog mogelijk bleek een enkele maal een verkoopster te spreken te krijgen, was het er nog druk genoeg. In een winkel van bijouterieën, ‘Jolie madame’, raasde een soort verkoopstorm in slavenarmbanden en lange halskettingen van glinsterdingen of gekleurde rondjes hout. Bij tientallen ritselden en klaterden ze over de omhooggeheven handen; met de ogen dicht had men zich kunnen wanen aan een exotisch strand op een zeer winderige dag. Ik stond een minuut of tien verloren in het gewoel totdat er plotseling een overwerkte maar nog steeds glimlachende juffrouw op mij af kwam met een van de langste kettingen van het huis, gereed om mij die om de hals te werpen. Was het een misverstand, was zij in een verkoopsterstrance geraakt of hoorde het gewoon bij het tropisch ritueel? Blijkbaar toch het eerste, want toen ik luidruchtig had gekucht kwamen haar ogen in brandpunt, een ogenblikje maar onthutst. Onmiddellijk mikte zij haar glimlach tien graden naar rechts, op de juiste hals, een lange en bleke, zachtjes kirrende, van het flessenmodel.
Tegen zessen was de menigte zover uitgedund dat men soms weer enige meters trottoir kon zien. Bij dat zo sobere kruisje ‘Voor hen die vielen’ was het al bijna stil. Oorspronkelijk door Gemeentewerken geplaatst op een vlak vierkante metertje grond tussen de gevel van een groot restaurant en de nieuwbouwkeet van een wederopbouwbank, stond het nu met de voet in een bergje van papier. Achter de boulevard of wat het ook is, zat St. Nicolaas poffertjes te eten in de keuken van een lege kraam, de mijter op tafel en zijn staf over een stoel. Mijn geloof was weer hersteld.