tief, d.w.z. actief in de zin waarin radioactieve stof het is.
Sinterklaas is het reliek van een legende en die jaarlijkse verkleedpartij is kinderpret en kinderzoethouderij, waaraan volwassenen om welke redenen ook zich nog wel eens graag overgeven. Goed, maar die legende heeft zoveel uitstralingskracht en biedt zoveel houvast voor overlevering als met weinige het geval is. En waarom worden we erdoor beïnvloed en geactiveerd?
Er zijn meer legenden; elke godsdienst heeft ze en van elke folklore zijn ze een element. Er is meer herdenkingsstof door ingrijpende historische feiten geleverd. De Sinterklaaslegende is noch in religieus noch in folkloristisch kader gezien erg verheffend of van aangrijpende symboolkracht. Als we de een of andere bisschop van Myra of een andere mogelijk ook eens ergens geleefd hebbende Nicolaas erbij willen halen, hebben we nog maar een schamel aanleidinkje. Wie zo'n verhaaltje vertelt, zou zich eigenlijk moeten schamen voor de daaraan verbonden eeuwenlange uitbundigheid. Dat doen ook orthodoxe en zich aan een hoger herdenken overgevende christenen, die zich dan ‘om de kinderen’ toch weer niet geheel buiten de Sinterklazerij willen houden.
Maar Sinterklaas lééft en die bemijterde, gebaarde en getabberde aftandse toneelspeler, student of schnabbelaar, die we in hun ware identiteit best kunnen en willen kennen, is Sinterklaas. Zijn historische bestaan doet er niets toe en we kunnen eigenlijk best zonder het toch al bizonder vaag geworden verhaaltje. Sinterklaas is juist Sinterklaas in zijn toevallige verschijning. Er móeten er duizend of meer zijn. Ze móeten ook overal zijn, bij ons, bij de buurman en bij de oom in het hoge noorden. Ze zijn Sinterklaas in en als vermomming. Daarom doet het ‘geloof’ in Sinterklaas, dat in verband met de jongste in huis nog wel eens wat aardige spanning kan meebrengen, er eigenlijk niets toe. Die honderdduizenden in Amsterdam, die jaarlijks voor een verklede meneer-te-paard op de been komen, geloven er ook niet aan. Maar ze komen en hebben plezier. En beslist niet alleen vanwege de kinderen.
Voor mij betekent Sinterklaas de enige nog werkelijk volop levende mythe die ons over is gebleven. Sinterklaas is niet legendarisch, maar hij is mythisch en dat is zijn uitstralingskracht. Hij is alleen persoon in zover hij beweegt en zich aan onze zintuigen voordoet. De motorische hulpkracht kan iedereen leveren. Het wezenlijke aan hem is het bovenpersoonlijke, toevallig verbeeld door de mijter, de bisschopskledij en de staf.
Vooral het zo werkzame hoofddeksel van die bisschop in geseculariseerde dienst intrigeert me, het hoofddeksel dat met de omtrek van een baard op zichzelf al voldoende aanwezigheids- en dus ook reclamekracht heeft. Het heeft als behorend bij de kerkdienaar uiteraard een katholieke approach. Het heeft, hoewel alleen nog dienend voor dak- en straatverkeer, ook een protestantse approach vanwege zijn vóórreformatorische herkomst en het geeft tenslotte aan het allerplatste heidendom van de zakelijke exploitatie een hypocriete wijding. Nee, die mijter - ik bedoel dan de aankleding van de levenskrachtige grijsaard in het algemeen - is toch niet toevallig. Zoals de persoon die gestapt is uit een alleronnozelste en in honderden varianten bestaande legende van goeddoen evenmin toevallig is. En ook zijn begeleider, de zwarte knecht, die als reliek van de zijn ras eeuwenlang toegedachte kannibalenrol onze blanke kindertjes in de zak pleegt te stoppen, is geen toevallige requisiet.
Maar hoe het ook zij, wat Sinterklaas doet kan geen aan de christelijke geschiedenis of legende ontleende figuur hem nadoen. Kerstkribben met de Heilige Familie, allerlei zo geheten heiligen in de vooral in zuidelijke landen zo gangbare optochten, de met het grootste raffinement tot de grofste platheid uitgebuite beeldenkramerij van de Katholieke Kerk, dit alles dient ook ter herdenking en ter opwekking. Maar het brengt hoogstens wat aandacht, wat stemmigheid en af en toe wat goede voornemens mee. Wie gaat er lópen voor al die beelden, voorstellingen, allegorieën enzovoort anders dan van en naar de stoet of de kerk? En bij wie leiden ze tot zoveel activiteiten als waartoe de simpele Sint weet te bewegen?
Geloof in het met die afbeeldingen verbonden historische feit is al heel mooi en wordt door de belanghebbenden - belang niet alleen in de strikt financiële zin bedoeld - ook heel mooi gevonden. Maar juist daarom is hier niets mythisch meer aan, want voor de mythe is de historiciteit een allergeringste bijzaak. Iets als bij een vertelling, waarin een plaatsaanduiding wordt verlangd en een neutrale X wel volstaat. Die plaats bestaat dan niet door zijn geografische maar door zijn atmosferische, dat is werkzame bepaling.
De mythe is van plaats, van tijd en van de historische entourage vrijwel los. Maar ze is een werkelijkheid en zowel het een als het ander is in ‘Sinterklaas’ terug te vinden. Sinterklaas wekt die collectieve activiteit op van inkopen doen, verrassingen uitdenken,