lachwekkend element; de principes staan de ouders Esch niet toe met dit verschil rekening te houden, maar wanneer de zoon verliefd wordt op een keukenmeisje en de dochter op een tuinmansjongen, komen er scheuren in de beginselen. Dat levert wat aantallen aangaat het grootste contrast op: de keurige predikantenfamilie plus de spottende oom komen te staan tegenover het keukenmeisje, haar vrijer en de tuinmansjongen.
De twee eerste bedrijven, waarin de schrijver zich nog niet bezig hoeft te houden met het construeren van een goede afloop, zijn aardiger dan het laatste. Vooral de scène in de keuken waar het keukenmeisje en de ouders van de gymnasiast elkaar ontmoeten, is goed gelukt. Het behoort tot de verdiensten van het stuk dat het nooit melodramatisch wordt en dat de figuren steeds, voorzover dat binnen de grenzen van een blijspel tenminste mogelijk is, min of meer geloofwaardig blijven. Het verhaal is als fond voor de grappen voldoende overtuigend om de lachlust een paar uur op peil te houden. Dat geldt het minst voor het laatste bedrijf. De onderlinge verhoudingen, en daarmee de uitspraken van alle personages zijn dan niet meer verrassend genoeg, en bovendien is het storend een bedrijf lang aan dialogen en gebeurtenissen duidelijk te merken dat zij de schrijver werden ingegeven door de behoefte alles wat hij overhoop gehaald heeft recht te breien.
De Haagsche Comedie heeft van ‘Principes’, in een goed klinkende vertaling van Nel Bakker, een bijzonder mooie voorstelling gegeven, met Joris Diels als predikant, veelzijdig en virtuoos gespeeld, zij het een enkele keer wat teveel naar het belachelijke getrokken, Ida Wasserman, die de - het minst als komisch uitgewerkte - rol van lieve en flinke vrouw en moeder even bewonderenswaardig als innemend weergaf, en Myra Ward die als keukenmeisje voortreffelijk was in de keuken, maar wat teveel typetje als zij op bezoek komt, in het laatste bedrijf, in het predikanten-buitenhuis. Ook voor het overige was het een sterke bezetting met onder anderen Jules Croiset, Broes Hartman, John Koch en Do van Stek. Bob de Lange, die zelf de oude oom uitbeeldde, heeft er in zijn regie voor gezorgd, dat het stuk werd opgevoerd in de toon waarin het is geschreven, dat wil zeggen niet met een teveel aan nadruk op het vuurwerk voor de lachers, waardoor bijvoorbeeld een figuur als de predikantsvrouw gemakkelijk in het gedrang had kunnen komen, en toch ook niet met teveel aandacht voor de ernstige momenten waardoor het stuk een zwaarder pretentie gekregen zou hebben dan bedoeld is. Bij de vele vondsten waarmee hij de dialoog heeft aangekleed, bijvoorbeeld in de keukenscène, had hij de steun van de décors van Hep van Delft en van de costumes van Lisette van Meeteren, die beide uitstekend bij het stuk pasten.