waarin de Rotterdamse voorzitter der K.v. K. niet onaardig als ‘Zijne plaatselijke Majesteit’ werd betiteld. Inmiddels heeft de minister van economische zaken onlangs weer in een schriftelijk betoog tot de Tweede Kamer verklaard, dat de Nederlandse regering niet financiëel zal deelnemen aan het project indien ook buitenlanders daarin een invloedrijke financiële plaats innemen.
In het midden latend of de reactie van Vrij Nederland eigenlijk wel verdiende als uitsluitend emotionele reactie behandeld te worden, hebben de desbetreffende publikaties met bezwaren tegen de persoon van Krupp toch de betekenis gekregen, dat er in het openbaar een discussie is ontstaan over de technische en economische mérites van het project, een discussie, die de Staalstudiestichting door een overmaat aan geheimzinnigheid onder het motto ‘gaat je niet aan’ tot dusverre had weten te vermijden. De enige burgemeester in Nederland met een werktuigkundige opleiding ging daarmede voorop met een beschouwing, die de N.R.C. niet wilde publiceren, maar Vrij Nederland wel, waarin sociologische, technische en economische bezwaren tegen het hele project werden ontwikkeld. Bij de emotionele of als zodanig ten minste opgevatte bezwaren tegen het project van velen beginnen zich nu de zuiver economische bezwaren van ook niet zo weinigen te voegen. Een woordvoerder van de staalstudiestichting is van mening, dat de staalproduktie in Nederland veel groter moet worden om de economische positie van de gehele metaalverwerkende industrie in ons land te versterken. Hoewel dit standpunt bij de juist in de sfeer van kolen en staal steeds voortschrijdende Europese integratie aanvechtbaar lijkt, staat als een paal boven water, dat een betrekkelijk klein aantal grotere industrieën - en handelsfirma's - gebaat zijn met de verwezenlijking van het project. Afgezien van de vraag of dit alléén een reden zou kunnen zijn voor de medewerking van de staat eraan, is een heel andere vraag of het recht op vrij investeren zover moet gaan, dat in het Westen des lands - bij gelijkblijvende condities in de rest van het land - een over-industrialisatie