om te wonen en in het gras te liggen, niets dan milde geurige heuvels.
Ik denk aan het paradijs doordat ik denk aan de 18e-eeuwse Duitse theoloog die naar Leiden kwam om te doceren, maar haastig wegging toen hij merkte dat hij ‘in het vlakke land geen metafysische gedachten kreeg’. Inderdaad, de polders zetten een domper op de verbeelding, en zijn daarom per definitie niet mooi. Of is dat anders voor wie de ware liefde tot zijn land is aangeboren, zoals aan ieder? Ik geloof er niet veel van. Al houd ik van Marie, daarom zie ik nog wel dat Sofia Loren mooier is; als ik het niet meer zie en ga babbelen over Marie die voor mij de mooiste is, krijg ik het al gauw benauwd, en zo ook over die vierkante frigide polders.
Ik had toch nooit met iemand anders getrouwd willen zijn dan met hem, zegt Elise Jouhandeau tegenwoordig over Marcel, blijkens diens laatste rapport over hun huwelijksleven, L'Eternel Procès. Zo loopt zelfs deze grimmige huwelijkscomedie goed af in de avondzon, en levert zij ons een verrassend laatste hoofdstuk op.
Er zijn altijd mensen geweest die tegen Jouhandeau gezegd hebben dat hij veel narigheid had kunnen voorkomen door tijdig met kracht op te treden. Hij vertelt nu hoe hij het eens gedaan heeft: toen Elise hem geen eten had gegeven en zichzelf in de slaapkamer opgesloten, stormde hij met een stoel als ram voor zich uit op de deur af, die bezweek onder de schok en hem het uitzicht gaf op een verblufte en tijdelijk gehoorzame echtgenote. ‘Alleen geweld begrijpt zij, want dat is haar eigen middel’. Geen wonder, zal de verstandige lezer zeggen: eerst zich alles laten aanleunen, en vervolgens boekjes gaan schrijven om iedereen te laten weten hoe lelijk hij thuis behandeld wordt. Bovendien had Jouhandeau eigenlijk meer belangstelling voor zijn homosexuele relaties, waar hij een hartstocht bij ondervond die vrouwen nooit in hem opwekten. De originaliteit van Elise is niet dat zij na al die provocatie terug ging sarren, maar dat zij zich een levensgrote tijgerin toonde waar geen spoor van een verdrukt lieverdje in is aan te treffen.
Het is niet helemaal genoeg. De huwelijkskronieken van Jouhandeau zijn zijn bekendste
werken maar zijn minst interessante, want hij ontdekt er niet de natuur in maar beschrijft alleen de werking van een regelmatig mechanisme. Het is niet eens verheugend om het echtpaar nu af en toe hand in hand te zien zitten. Sinds de lusten verzwakt zijn, is het mechanisme langzamerhand tot stilstand gekomen, dat is alles wat eruit kan worden opgemaakt. Het is knap van Jouhandeau dat hij met zijn afgezaagde gegevens toch nog hier en daar een mooie passage schrijft; maar als men al weet hoe goed hij is, heeft
L'Eternel Procès niet veel meer te bieden dan een half uurtje geschreeuw bij de buren, en het is minder spannend.
Een monument voor Elise, dat zijn de huwelijkskronieken niettemin, en welverdiend. Zij is het kruis dat Jouhandeau door zijn leven heeft gedragen, maar hij is haar dank verschuldigd dat zij zo'n stevig en onwrikbaar kruis is geweest. Het moet voor iedereen die regelmatig terugkerende gevoelens van onlust en onbehagen kent, een voordeel zijn om ze te kunnen fixeren op een vaste oorzaak, in een gebied van zijn leven waar hij geen grote oogst van verwacht en dat hij toch ook niet kan negeren. Waarom is het echtpaar anders tenminste niet van tafel en bed gescheiden? ‘Zonder jou kan ik niet leven’, hadden zij kunnen zeggen, met niet meer overdrijving dan de meeste anderen die die woorden gebruiken. Iedereen kent huwelijken waarvan de praktijk achter de diskreet gesloten deuren niet anders is dan bij de Jouhandeau's, en die op dezelfde manier in zekere zin geslaagd zijn. Misschien was het deze overweging die een Belgische uitgever bezielde toen hij zich na lezing van de Chroniques Maritales weer bij de vrouw voegde van wie hij gescheiden was (Jouhandeau, die het niet om reclame te doen is, vermeldt eerlijk dat dat experiment mislukte).
Het bezwaar tegen zulke huwelijken is dan alleen dat zij voor anderen lang niet verkwikkelijk zijn om aan te zien en aan te horen, misschien vanwege de opzettelijke domheid die vereist wordt om voortdurend het misverstand en een stemming van verontwaardiging tegenover iemand intact te houden. Zelfs in een monument door Jouhandeau ontworpen is die nog hinderlijk.