Korte commentaren
Weinig uitzicht
Hoe meer de tijd voortschrijdt, hoe duidelijker het wordt dat de resultaten van de nieuwe loonpolitiek beslissend zullen zijn voor het bestaan van het kabinet. De debatten over de interpellatie-Suurhoff hebben daarover geen twijfel meer gelaten. Wat ook de uitslag was van de stemming over de socialistische motie, ik geloof niet dat er één fractie is in de Kamer, die een onbeperkt vertrouwen bezit in de uitvoering van de loonplannen van het kabinet. Het meeste waartoe men bereid is: ‘de regering de kans geven om behoedzaam op haar weg voort te gaan’. Dat meeste is toch feitelijk maar heel weinig.
Wanneer men de kwestie op iets langere termijn bekijkt, kan men tot geen andere conclusie komen dan dat het kabinet een nederlaag zal lijden, hoe het debat over de huurverhoging, het belangrijkste debat van dit jaar, ook zal uitvallen. Als de Kamer niet tevreden is over de loonontwikkeling - voornamelijk onder pressie van de werknemersbonden - zal de regering de huurverhoging er niet door krijgen en voor een crisis staan. Is de Kamer wèl tevreden over de loonontwikkeling - met consent dus van de werknemersbonden - en wordt de huurverhoging aanvaard, dan lijdt de regering eveneens een nederlaag, omdat zij dan onvermijdelijk concessies heeft moeten doen die in strijd zijn met haar politiek, zoals die vervat was in de sociaal-economische nota van juni. Er is dus in de Nederlandse politiek een paradoxale situatie ontstaan, een onbehaaglijke situatie tevens.
Door de minder geleide loonpolitiek onmiddellijk te verheffen tot symbool van een soort vernieuwingsdrang, heeft het kabinet- De Quay zichzelf in een positie geplaatst die het regeren - het regeren in de praktijk, niet in theorie met cijfers en berekeningen en schone plannen - uitermate moeilijk maakt. Te meer, omdat, zoals ik reeds eerder heb uiteengezet, de werkelijke strijd over de loonpolitiek niet in, maar buiten de Kamer wordt gestreden. Wat er in de Kamer gebeurt is slechts een afspiegeling van die maatschappelijke strijd in het tere glas van de politieke partijen. Daarom was de opmerking van de K.V.P.'er Andriessen, dat het vraagstuk van de loonpolitiek toch feitelijk niet thuishoort in de Kamer, heel wijs. Hoe onwijs en corporatistisch de goedmoedige oudvoorzitter van de K.A.B. het ook bedoelde.
A.F.L.