ling (zie ‘Hervormd Nederland’), achter de tevreden en gerustvertrouwende glimlach van de Hervormde dominee (zie het Oost-Westnummer van ‘Wending’) prikt een vaag, doch niettemin martelend schuldgevoel. Waarom werd overigens datzelfde Wendingsnummer niet gekozen als overtuigend bewijs van dat schuldgevoel? Met het schuldgevoel kan men nu eenmaal alle kanten op.
Het schuldgevoel was de vruchtbare bodem, waarop de Hervormde kerkbouwactie kon gedijen.
Publiciteit kon de oorzaak tot dit succes niet geweest zijn, aldus de schrijver, want, hoe deskundig reclamemannen ook mogen zijn in het bespelen van hun publiek, tot het scheppen van de gevoeligheid voor een bepaald product zijn zij niet in staat.
Inderdaad! De oorzaak ligt niet in de propaganda. Niet omdat de propaganda niet tot het scheppen van een behoefte in staat zou zijn, - zij is daar zeer goed toe in staat -, maar omdat deze campagne op veel te kleine schaal werd aangepakt. Was aan de ene kant de kerk nog te oubollig en te zuinig, om dit werkelijk op gedurfde schaal op te zetten, aan de andere kant heeft iedere Protestantse kerk te kampen met een ingeboren puritanisme, een weerzin tegen show, de weigering van Christus om van de tinnen des tempels te springen.
Indien de commissie voor de kerkbouw zijn schroom had kunnen overwinnen, indien men met groter variëteit en met nauwkeurig aan het doel aangepaste middelen had durven werken, dan zouden de resultaten misschien twee of drie maal zo groot zijn geweest. Nu had men geen ervaring en op enkele hoofdlieden na, van wie algemeen bekend is, dat zij een vast, met onderscheidingsvermogen begiftigd geloof kunnen verbinden met een behoorlijk zakelijk inzicht, stond men huiverig tegenover diezelfde media, die tenslotte ook Omo en Nutricia een vaste plaats in ons leven hadden gegeven.
Ook zonder krachtige middelen heeft de Hervormde Kerk de gevers en gireerders
weten te overtuigen van de noodzaak om kerken te bouwen.
Van iemand die niet gelooft wordt er enige fantasie gevraagd om zich in te denken, dat voor de gelovige een dergelijke noodzaak bestaat. Hij moet zich kunnen indenken, dat het geloof geen privé-zaak is, zoals het ongeloof dat is voor de ongelovige, maar dat daarentegen het geloof in sterke mate gemeenschapsvormend is.
Een dergelijke gemeenschap heeft hulzen nodig. De hulzen bundelen samen en zij zijn niet alleen centra, maar ook monumenten van die gemeenschap.
Om die reden wil iedere Christen een kerk in zijn nabijheid weten. Dat heeft er niets mee te maken, dat hij te lui zou zijn, om Zondags naar het centrum te fietsen, waar kerken te over zijn en waar meer plaatsen vrij komen, naarmate de binnenstad leger wordt. Dat heeft alleen te maken met het gemeenschapskarakter en de realisatiedrang van zijn geloof.
Een geloof, dat geen kerken bouwt, blijft een platonische liefde voor God en de mensen. Waar de maatschappij de kerk voortdurend voor opgaven stelt: Zuiderzeepolders, IJmond, Deltawerken, stadsuitbreiding, industrialisatie van dorpsgemeenschappen, daar dient de kerk te antwoorden.
De ongerustheid over de veelheid van die opgaven heeft de Hervormde Kerk van hoog tot laag in beweging gebracht en tot het brengen van offers aangezet. Dat zijn geen ‘schijnoffers’, want verreweg het grootste deel van de zes millioen, die er nu zijn binnen gekomen, is ontvangen van de mensen met een inkomen beneden f 6000. - per jaar. Voor hen is f 30. - een zeer reëel offer. Van een gezin met een inkomen van f 20.000. - is een ½ procent, f 100. -, weinig. Het zijn echter de kleine inkomens, die tot nog toe het succes hebben bepaald.
Straks zullen er kerken komen. Ze zullen er komen, omdat ze nodig zijn, omdat een geloof zonder kerk een liefde zonder huis is.
Met schuldgevoel heeft dit succes van de Hervormde Kerk niet te maken, tenzij alles met schuldgevoel te maken heeft. Tenzij wij het schuldgevoel moeten zien als de motor van ieder offer, dat gebracht wordt. In dat geval sta ik er op te weten, welk schuldgevoel de geldgevers en abonné's van ‘Hollands Weekblad’ tot hun generositeit heeft gebracht.
Maar misschien heeft ook dat wel diezelfde doodeenvoudige reden, dat geen enkel geloof zonder hulzen blijft, zonder daden en tekens.
Amsterdam
F.O. van Gennep