kijkers vergeten te vaak dat de kleine liberaliseringen al een grote opluchting betekenen voor de volkeren die onder het sovjetregiem leven. Die opluchting, gevoegd bij de langzamerhand wat groter wordende welvaart, brengt een mentaliteit met zich mee die tamelijk immuun blijft voor oorlogshysterie. Al worden we wee van de eindeloze vredesleuzen waarin de sovjetleiders de nieuwe gezapigheid van hun onderdanen omzetten, toch moeten we het spel meespelen. Natuurlijk is het laatste ontwapeningsvoorstel van Chroesjtsjow voor een groot deel loze propaganda, maar alleen al om het als zodanig te ontmaskeren dient men er van westelijke zijde serieus op in te gaan, en verder ook om wellicht tot een reële kern van mogelijkheden tot ontspanning te komen. Chroesjtsjow is kennelijk niet de paranoïde psychopaat die Stalin was; hij lijkt bovendien verstandig genoeg om net zo bang te zijn voor een atoomoorlog als iedereen.
Bovengenoemde feiten zijn, dunkt me, nogal vanzelfsprekend. Onze rabiate anticommunisten leven echter in een totaal ander universum van feiten en veronderstellingen. Van de vreemde voorstelling van zaken waartoe zij soms kunnen komen geef ik hieronder een paar voorbeelden.
1. Pieter 't Hoen is enige tijd geleden voor Het Parool op Formosa en de nationalistische eilandjes voor de kust van communistisch China wezen kijken. Voor Het Parool, dat zo naarstig spaart voor een nieuw onderdak, waren de reis- en verblijfkosten die de heer 't Hoen gemaakt heeft weggegooid geld. Weliswaar heeft hij vele pagina's volgeschreven over zijn bevindingen, maar de daarop vermelde gegevens zijn vrijwel identiek aan wat de regering van Formosa in haar propagandalectuur vermeldt, die ongetwijfeld ook over de post te krijgen is. Datgene waar zelfs de China-lobby in Washington niet meer aan gelooft: de bevrijding van het Chinese vasteland door de nationalistische troepen, is voor Pieter 't Hoen nog slechts een kwestie van tijd. Want natuurlijk haat ‘de overgrote meerderheid’ van de Chinezen haar communistische onderdrukkers.
Formosa, of ‘Vrij China’ zoals Pieter 't Hoen het noemt, heet een moderne, welvarende democratie. Formosa is inderdaad voor Aziatische begrippen welvarend, en men leeft er zeker vrijer dan op het Chinese vasteland, maar Pieter 't Hoen legt het er allemaal veel te dik op. Hij maakt bij voorbeeld nergens duidelijk dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen de Chinezen van het vasteland en die van Formosa, dat van 1895 tot 1945 deel uitmaakte van Japan. In 1945 beschouwden de Chinezen het als bezet vijandelijk gebied. Zij onderdrukten de bevolking van het eiland zo ongenadig dat er in februari 1947 een opstand uitbrak waarbij duizenden Formosanen werden neergeschoten. Pas na 1950, toen de Kwomintang enigszins was gezuiverd, werden de Formosanen beter behandeld, maar op hun eigen eiland zijn het nog steeds tweederangs-burgers. Dit alles werd door de heer 't Hoen niet vermeld. Waarschijnlijk weet hij het niet eens.
2. Op 1 augustus van dit jaar schreef H.A. Lunshof in Elseviers Weekblad, naar aanleiding van de conferentie in Genève: ‘Dat er een drama gaande is wordt de gemiddelde krantelezer niet duidelijk gemaakt. Nooit heeft de voorlichting in Nederland aangaande buitenlandse politiek op zulk een laag peil gestaan’. Voor die laatste stelling voert de heer Lunshof ongewild onmiddellijk bewijsmateriaal aan; verderop in zijn stuk noemt hij de angstig vitale Chroesjtsjow althans ‘een man die de tekenen van te vroege ouderdom begint te vertonen. Niettemin slaagt hij in één ding: in een gigantische bluf’. Even verder drijft de heer Lunshof de spot met westerse zakenlieden die denken dat ze handel kunnen drijven met Rusland, want ‘de Russen betalen niet, de Russen hebben nooit betaald’. De miljarden roebels die Krupp en honderden andere zakenlieden al aan de Russen hebben verdiend zijn dan waarschijnlijk vals.
3. Ook S. Tas schreef (in het zomernummer van Tirade) over de conferentie van Genève, en ook hij is uiterst ontevreden over de pers, die ‘kogelvrij (is) zolang ze de vooroordelen van haar publiek omhelst. Het is in die omhelzing dat we gezellig naar de afgrond rollen’. Cassandra in optima forma! Maar wat is er in Genève gebeurd? Chroesjtsjow had een ultimatum gesteld met betrekking tot Berlijn. Hij heeft dat ultimatum laten verlopen zonder iets te doen. Vervolgens is men in Genève gaan praten, waarbij men niet tot een akkoord kon komen omdat de westerse mogendheden zeer terecht niet weken voor de Russische dreigementen. Voor de heer Tas is er echter iets totaal anders gebeurd: het hele Westen is er door de knieën gegaan, en een groot aantal staatslieden krijgt daarvoor een berisping te incasseren van onze ferme scribent. De brave Ike, die tijdens het bezoek van Chroesjtsjow nog heeft bewezen dat zijn beroemde ‘grin’ geen tic was, maar dat hij hem wel degelijk af kon zetten, wordt als volgt onder handen