Een principe van schoonheid
door D. Hillenius
Ik ben er van overtuigd dat we mechaniekjes zijn. Als die mechaniekjes van tijd tot tijd zeggen: ‘ha, schoonheid!’, moet er in de objecten die deze reacties opwekken iets gemeenschappelijks zijn. Natuurlijk zegt men niet ‘ha, schoonheid’, ofschoon - als dat mogelijk was - het de proeven zou vergemakkelijken. Maar wat zijn dan wel de onmiskenbare physiologische uitingen dat de zintuigen iets van schoonheid hebben opgenomen?
Voorlopig moet ik dat bij me zelf nagaan, al vind ik soms een bevestiging bij nogal slechte, sentimentele schrijvers. Die slechte schrijvers behoeven ons niet te verontrusten als zouden hun mededelingen niet betrouwbaar zijn. Waarschijnlijk zijn ze op dit punt betrouwbaarder dan de betere schrijvers, die vaak wat kunstmatig afstand nemen t.o.v. duidelijke physiologische reacties, en bij wie men dus zelden een directe beschrijving van de toestand der slijmvliezen e.d. zal kunnen aantreffen.
Enfin, ik merkte dat bij een ontmoeting met schoonheid iets met mijn slijmvliezen en soms met mijn traanklieren gebeurt, in het algemeen iets met de vochtafscheidende klieren, moeite met de ademhaling (snik) etc. Dit is een hoogst zeldzame gebeurtenis, zo zeldzaam dat er niet mee te werken valt. Bovendien heeft een zelfde object niet altijd dezelfde reactie ten gevolge. Blijkbaar is de temperatuur of het temperament van het mechaniekje op het moment T van belang. Nu heb ik ontdekt dat er nog een andere reactie is, die dicht in de buurt komt van de ‘ha, kunst-Erlebnis’ een reactie die altijd optreedt bij objecten die op gunstige momenten
de slijmvliesreactie geven, maar die ook voorkomt als het moment niet zo gunstig is of bij objecten die nog nooit de slijmvliesreactie gaven. Deze reactie, die ik voorlopig de ontleedreactie noem, heeft door zijn koppeling aan de zo zeldzame en - misschien alleen daardoor - zo kostbare slijmvliesreactie, de waarde gekregen van een voorwaardelijke reflex. Ook al blijven de ogen droog, de neus leeg, de keel zonder snik (of waar die anders zou moeten zitten), doordat de ontleedreactie optreedt is het toch bijna zo goed alsof die vochtige reacties er waren.
Maar nu die ontleedreactie. Ontleden is iets in leden uit elkaar nemen. Een lid, lidmaat, is een deel waarvan het scheidingsvlak met het geheel gepraeformeerd is. Een lid heeft dus een eigen, scheidbaar karakter, men weet direct waar men het ontleedmes moet zetten om de gave eenheid die het lid zelf ook is vrij te krijgen. Aan de andere kant is een kenmerk van een lid dat het uit de zelfde of soortgelijke substantie is opgebouwd als het geheel. Men kan uit een koe alleen maar een koeiedarm halen, of, als men er een kattedarm uit mocht halen is dat geen ontleden, maar b.v. het ledigen van de maag.
Ontleden kan men dus alleen iets dat opgebouwd is uit leden, herkenbare eenheden, opgebouwd uit dezelfde of verwante substantie.
*
Dit brengt ons op het principe van verzamelen. De verzamelaar ziet in de voorwerpen die hij verzamelt het daarin gedemonstreerde samenspel van de polen overeenkomst en verschil.
In feite is een verzameling een reeks van variaties op één of enkele motieven. Men kan alle bijbeluitgaven verzamelen, maar zal nooit bevrediging vinden in het bezit van een enkele, complete oplaag. Naar mijn idee creëert men met een verzameling het equivalent van iets levends. Het kenmerk van alle organische dingen (in contrast met de anorganische) is de grenzenloze ingewikkeldheid, combinatie van onderdelen die allemaal verschillen, maar juist enkele principes gemeen hebben (cellen b.v.).
Bij niet-biologische, maar voornamelijk aesthetisch georiënteerde kennissen heb ik