collega's, verwerpelijk vinden. Maar wie potieke voorlichting bedrijft kan hoogstens bezwaren hebben tegen een slecht acteurschap of tegen datgene in welks dienst het wordt uitgeoefend. Dat hij onbeholpen zou acteren nu, kan niemand volhouden. Zij die met hem gesproken hebben worden door zijn tegenstanders enige tijd als ‘verloren’ beschouwd - eenzelfde situatie bestond al jaren geleden in Indonesië ten opzichte van Soekarno, die overigens in een geheel andere rol uitblinkt.
Die verouderde droom van de franse grandeur, het overspannen nationalisme als achtergrond van zijn acteurschap dan? ‘Herr De Gaulle ist kein Nationalist,’ zei Adenauer, en om die uitspraak is honend gelachen. Het is waar dat Adenauer altijd in simpele categorieën heeft gedacht. Het heeft geen zin om te ontkennen dat De Gaulle nationalistische gevoelens wakker maakt bij zijn aanhang, of die nu conservatief of vooruitstrevend is, en dat hijzelf gelooft van ‘la dame France’ te houden boven alles. Maar wie zijn mémoires leest, en zijn redevoeringen, en ziet wat hij werkelijk doet, begint te twijfelen. ‘Genies seiner Art haben selten das Recht, sich selbst zu verstehen’, zei Nietzsche van Richard Wagner, die hij, ook in Jenseits von Gut und Bose nog, en ondanks alles, tot de grote Europeanen rekende, in het besef dat sommigen tegen hun eigen misverstanden moeten worden beschermd. De Gaulle heeft niet de haat of de minachting voor andere volken nodig zoals bijna alle nationalisten. Hij gelooft niet in het franse ras, want iedereen, jood, neger of arabier die fransman wil worden, is welkom. Zijn ‘nationalisme’ is bijzonder gastvrij, en kijkt niet op de vorm van iemand's neus of de kleur van zijn huid. Hij gelooft in Europa als in een familie van uitzonderlijke volken, een familie die in de wereld nooit zal kunnen worden gemist. De Fransen zijn misschien niet superieur aan de andere familieleden, maar zij nemen, door hun geografische positie, en door hun eigenaardige kwaliteiten en gebreken, die eeuwig zijn, en alle wisseling van régimes overleven, een zeer bijzondere positie in Europa in. (De wijze waarop hij deze visie wel eens heeft uiteengezet, doet vermoeden dat hij een ijverig lezer van Tocqueville en Albert Sorel moet zijn geweest.) Zij zijn in zekere zin de essentie van Europa, zij hebben, meer dan enig ander volk, Europa gedacht. Zij zijn ‘voorbeeldig’
voor Europa, in hun grandeur en in hun misère - een overtuiging die ook, in enigszins andere termen, en naar het getuigenis van Engels, Karl Marx zijn hele leven is bijgebleven.
Het Frankrijk zoals De Gaulle het graag ziet is genereus en bevriend met iedereen die met Frankrijk bevriend wil zijn - in een belangrijk opzicht valt zijn idee van Frankrijk dus meer samen met dat van 1789 dan met dat van Lodewijk XIV. Zijn politiek van grandeur is juist geen isolationisme; maar alleen genereus kan zijn wie sterk is. Grandeur heeft bij hem niet alleen militaire betekenis; grandeur is ook een lokaas dat hij de Fransen voorhoudt.
De Gaulle ontzegt anderen niet het recht op hun nationalisme; hij heeft getoond anderman's nationalisme beter te kunnen ontzien dan de meeste van onze PvdA-leiders, om van de andere leiders maar niet te spreken. De man die drie of vier revoluties ten achter zou zijn heeft alle franse koloniën gelegenheid gegeven om de vrijheid te kiezen, zoals Guinea dan ook gedaan heeft. Geen enkel frans gebied in Afrika, Algerije uitgezonderd, is nog een kolonie in de klassieke betekenis van het woord, zoals heel brits oost-Afrika, Congo en de portugese en spaanse gebieden nog altijd zijn. Hij, de zogenaamde anti-Europeaan, houdt zich aan het verdrag van Rome, maar de Engelsen, Zweden en Zwitsers kunnen er rond voor uitkomen dat zij, om geen millimeter van hun souvereiniteit te verliezen, nooit hun handtekening onder een dergelijk verdrag zouden zetten. Zij werden daarom bij mijn weten in onze pers niet voor chauvinisten uitgemaakt, en in de bladen die ik lees is ook geen enkel protest aangetekend tegen prof. Geyl, die onlangs in Den Haag ons uittreden uit het Europa van de ‘kleine zes’ heeft bepleit.
Niet isolationistisch, niet haatdragend, niet rassistisch, gastvrij en genereus - wat een paradoxaal ‘nationalist’ is zo iemand! En dan, welke staatsman vandaag heeft zoveel van de wereld gezien, wie heeft zo lang in zoveel verscheidene landen, zowel in