In de praktijk hangt alles van teveel onberekenbare factoren af: goede relaties en goede technieken van omgaan met relaties; kwesties van temperament en intelligentie, (teveel of te weinig), en allerlei toevallen die de kans bieden om gunstige voorwaarden te benutten. Er zijn te weinig plaatsen voor al de mensen die wel allemaal ongeveer hetzelfde werk zouden kunnen doen, gegeven de kans en gegeven de goede voorbereiding. Als wij geheel vrij stonden in onze beoordeling, zou het de overweging waard zijn om voor een groot aantal begeerlijke banen een rouleersysteem in te voeren, zodat iedereen die er geschikt voor was ze een poosje kon vervullen. Zolang dat niet mag, en zolang wij ook niet in navolging van de Amerikanen de afvallers kunnen wijzen op de ruime gelegenheid om zich schadeloos te stellen, doen wij verstandig met ons achter barrières van formeel respect te verschansen. Het is dan nuttig en makkelijk dat wij tegenover elkaar staan als de heer Jansen en de heer Keesen, en dat wij niet de aandacht vestigen op het verschil in waarde dat zo'n protectie voor ons in onze verschillende posities heeft. Maakten wij er Jan en Kees van, dan zou Jan beginnen met wat aanzien te verliezen en zich iets minder kapsones te kunnen veroorloven; maar voortgestuwd door een vlaag van ordeliefde bij zichzelf en anderen, zou hij zich spoedig achter een nieuwe verschansing geïnstalleerd hebben, en waarschijnlijk ‘de heer Jan’ zijn.
Het valt niet mee om zulke dingen te veranderen. De nationale tradities zijn altijd sterker dan wij denken als wij er alleen de willekeurigheid van zien. Intussen hoeven wij ons tenminste niet wijs te maken dat het geen verschil maakt, Jan of de heer Jansen. Een heer is niet een mens; hij is een functionaris in het maatschappelijk bestel, met de uit deze positie voortvloeiende rechten en plichten. Wanneer wij een bekende als de
heer aanduiden, kan het alleen schertsend zijn of met de bedoeling om ons uit beleefdheid of misnoegen van zijn menselijke natuur te distanciëren. Het is de ideale formule voor mensen die tenslotte niets met elkaar te maken willen hebben.
Wanneer wij toch het dolle plan zouden opvatten om aan de Nederlandse volksaard te gaan modderen door middel van zijn uitdrukkingsvormen, stond ons als tussenweg tussen voornamen en heer-vorm nog het volmaakt neutrale ‘meneer’ ter beschikking. Het is wel verbazend dat dat buiten de spreektaal geen ingang heeft gevonden; alleen de behoefte om afstand te scheppen en bescherming te geven kan het begrijpelijk maken. Zou een voorzichtige verandering ooit uitvoerbaar lijken, dan konden wij ‘de heer’ reserveren voor een superieure uitvoering van de Nederlandse man, waarvoor wij dan eerst het model zouden moeten vaststellen. Wat een bevrediging voor de nationale eerzucht: Frankrijk heeft Europa de honnête homme gegeven, Engeland de gentleman, Nederland de heer!
Of is dit al gebeurd, en zie ik de dingen te somber als ik de heer-in-enge-zin alleen aan zijn inkomen en zijn stem onderscheid? Misschien zijn de andere attributen die aarzelend in de gedachten komen wel essentieel voor de ware heer: het respekt voor alles, groot of klein, wat een soliede financiële grondslag heeft; de bereidheid om alles wat preek is zonder aanzien des woords goed te keuren; de gedachte dat begrip niet anders is dan opgestapelde ervaring; de gedachte dat alles wat nog nooit bestaan heeft ook niet bestaan kan. Is een heer niet denkbaar zonder deze kwaliteiten? In ieder geval, de superieure man zou nog wat anders zijn, en er is op het ogenblik eigenlijk geen reden om het bij een halve lach te laten, tegenover het heer-begrip als teken van een nieuwe maatschappij waarin allen hetzelfde aanzien genieten.