het totale aandelenkapitaal van al onze NV's). Onderzoek van de verplicht voor te leggen jaarstukken, controle op de naleving van de in emissieprospektussen vervatte beloften, toezicht op fusies e.d. zouden dan tot de taak van deze kamer moeten behoren.
Daarnaast moet de raad van commissarissen, die behalve door het vrijwel verdwijnen van het door aandeelhouders uitgeoefende toezicht, ook door allerlei op het direkte ondernemingsbelang gerichte oligarchische bepalingen zozeer van karakter is veranderd, op wettelijke basis worden hervormd. Dit ook weer wat de grotere NV's betreft, ten aanzien waarvan de commissie een aantal normen formuleert. Die raad zou een drieledige samenstelling moeten hebben en in gelijke aantallen moeten worden gevormd door vertegenwoordigers van de aandeelhouders, van de werknemers en van het algemeen belang. Voor de benoeming van kapitaalscommissarissen moeten er zekere bindende bepalingen komen, de werknemerscommissarissen worden benoemd door de ondernemingsraad uit candidatenlijsten die door de in het bedrijf vertegenwoordigde vakbonden worden opgesteld en de representanten van het algemeen belang worden aangewezen door de Minister van Economische Zaken, op advies van de SER bij grotere, en door Gedeputeerde Staten, op advies van een speciale commissies bij kleinere vennootschappen. Een zittingsduur van 4 jaar, herkiesbaarheid en een voorgeschreven ontslagregeling zijn dan de verdere desiderata ten aanzien van deze commissarissen, wier taak het moet zijn er op toe te zien dat een verantwoord ondernemingsbeleid wordt gevoerd op sociaal, bedrijfseconomisch en commercieel terrein. Benoeming van de direktie, vaststelling van de jaarstukken, beslissingen over uitbreidingen, over fusies e.d., dienen tot de bevoegdheden van de raad te behoren.
*
Het is duidelijk dat de W.B.S.-commissie bij de uitwerking van dit weloverwogen plan tot democratisering van de onderneming de driedelige opzet van onze publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie voor ogen heeft gehad. Over menig technisch detail van het plan kan ik geen gefundeerd oordeel geven, maar wel vraag ik me af of hier niet te gemakkelijk, via het voorbeeld van een nog wel te hanteren koe, naar de horens van een naar moeilijk te temmen stier is gegrepen. Ook de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie beoogt harmonisering van tegenstrijdige belangen, wat voor zover het de
externe kant
betreft nog wel een - in menig opzicht matig - succes oplevert, omdat het is gekoppeld aan een gecentraliseerd en zich op het politieke vlak afspelend economisch en sociaal beleid. Maar de praktijk der ondernemingsraden heeft wel geleerd dat wat de
interne kant betreft deze vorm van overleg op zoveel weerstanden stuit, dat ze gevoeglijk een democratische wassen neus op een onveranderd autocratisch gezicht kan worden genoemd, die nauwelijks iets heeft te maken met een werkelijke democratisering van de onderneming.
Hiermee wil niet gezegd zijn dat er in dit opzicht helemaal geen democratisering aan de gang is, maar voor zover er sprake van is volgt ze eigen wetten. Technische en specialistische kennis hebben al een aanzienlijke bres geslagen in de dijken, waarbinnen zich vroeger allerlei standen en kasten profijtelijk konden verschansen. Van de kleine burgerhuiskamer naar de direktiekamer is het tegenwoordig nog wel niet één stap, maar dan toch dikwijls wel een met naarstige vlijt af te leggen specialistenweg. En zelfs voor de arbeiders zijn er nu in het grote bedrijf via de eigen specialistische instructie vele wegen omhoog. Van meepraten en beslissen in de zin van de W.B.S.-commissie mag er in een dergelijk bedrijf nauwelijks sprake zijn, maar de toenemende specialisatie brengt dan toch wel degelijk ook een toenemende spreiding van het vermogen tot praten en beslissen mee. De direkteur, die op grond van markten konjunktuuronderzoek besluiten neemt die tegenstrijdig zijn aan die welke de chef van de desbetreffende afdeling hem voorlegt, is zo duidelijk een eigenzinnige ezel dat hij alleen daarom al zijn positie riskeert. Ongeacht wat de aandeelhouders, de commissarissen of welke vertegenwoordiger ook van het publiek belang ervan zeggen.
Alleen - en hiermee kom ik op wat ik als een grote lacune zie in het rapport - de nu fungerende vertegenwoordigers van het algemeen belang zeggen al helemaal nooit iets.