Politiek debat zonder intelligentie
door A.F. Luyendijk
Karakteristiek voor de algemene politieke beschouwingen, waarmee verleden week de begrotingsdebatten zijn geopend, was het gebrek aan intelligentie in die beschouwingen en het nog grotere gebrek aan intelligentie in het antwoord van de minister-president. Ik bedoel niet de literaire, briljante intelligentie, maar de politieke intelligentie, die altijd beperkt is tot een klein gebied en die op dat gebied kan verrassen en boeien, ook al is de luisteraar het met de doelstellingen van de spreker oneens. De politiek van het kabinet werd niet intelligent aangevallen en, voorzover er van een aanval sprake was, evenmin intelligent verdedigd.
Waarin culmineerde de aanval van de oppositie? In het vraagstuk van de Lauwerszee - een uitgestelde motie - en later in een al te doorzichtig geharrewar over het polsen van oud-minister Stikker voor Defensie na het ontslag van Van den Bergh. Twee kwesties, die men met de beste wil ter wereld niet als politieke kwesties kan beschouwen, waarmee het kabinet staat of valt. Een armzalig hoogtepunt dus.
Waarin culmineerde de verdediging? In een uiterst vaag gefilosofeer over de ‘nieuwe lijn’ van het kabinet door de minister-president en de regeringsgezinde fractievoorzitters, abstract onzakelijk zoeken naar een vlaggetje, dat de lading toch niet kan dekken. Eveneens een armzalig hoogtepunt dus.
*
In zijn antwoord moet de heer De Quay varen op het kompas van de ministers en de staatssecretarissen. Zijn eigen staatssecretaris, Schmelzer, fungeert tevens als particulier secretaris. De Kamervergaderingen met De Quay erbij moeten voor hem buitengewoon vermoeiend zijn. Hij noteert, redigeert, corrigeert en is steeds maar in de weer achter de regeringstafel. Als de stukken door de activiteit van de secretaris gereed zijn en het antwoord kan beginnen, krijgt men een monotone voorlezing van de verschillende papieren, die ook allemaal in een verschillende stijl gesteld zijn, een zeer slechte stijl vaak, die door De Quay letterlijk wordt overgenomen.
Zo was het ook verleden week. Alleen toen hij na zijn weinigzeggend antwoord over het ‘zakelijke’ beleid, mocht praten over de maatschappelijk-levensbeschouwelijke grondslag van het kabinet, was De Quay zichzelf. Dat wil zeggen: De Quay van de Nederlandse Unie, die zich ook tot de vage beginselen van de Nederlandse Volksbeweging voelde aangetrokken, de man, die denkt dat hij door het hanteren van een stuk of wat mooiklinkende begrippen de gecompliceerde moderne maatschappij even kan ‘vernieuwen’. Dit irritante kwasi gefilosofeer brengt De Quay dan eindelijk met stembuigingen, ja zelfs met stemverheffingen. Maar hij had succes, want èn Romme èn Oud waren verrukt.
*
Wat echter deed de socialistische oppositie?
De heer Burger deed in elk geval geen aanval op de zwakke plek van de regering, de vrijere loonvorming en de moeilijkheden daarbij over de interpretatie van de richtlijnen. Zeker, Roemers had in juni scherpe kritiek gegeven, maar alleen op het beginsel. Sedertdien is er in de praktijk genoeg gebeurd om er nog eens op terug te komen, de regering om tekst en uitleg te vragen en de regeringsverwanten wakker te schudden en extra te activeren. Burger deed het niet. Hij richtte zijn aandacht op de inpoldering van de Lauwerszee, een waterstaatkundig project, waarvoor op de begroting geen geld is uitgetrokken. Hierover is vooral in het noorden van het land rumoer ontstaan, dat resulteerde in een petitionnement. Actuele onrust dus.
Nu is de veiligheid daar in het noorden van geen geringere betekenis dan in de andere streken van het land, maar dat de oppositie zo verschrikkelijk geschokt was dat zij met een motie moest komen - die behandeld zal worden bij de begroting van Verkeer en waterstaat - dat kan er bij mij niet in. De Lauwerszee is geen grote politieke kwestie die in een algemeen politiek debat aan de or-