vallen daarbuiten en maken algemene ronden, evenals de verpleegsters, de ambtenaren, de beroepsmilitairen en de arbeiders in het ambacht. Van de verpleegsters is gezegd dat hun productiviteit moeilijk te koppelen is aan het aantal gekapte blinde darmen. Lerarensalarissen zou men bezwaarlijk kunnen koppelen aan het aantal geslaagde kandidaten en militaire salarissen evenmin aan de jaarlijkse begroting van f 1,7 miljard, want die heeft met de produktiviteit niet veel verband. Het roer is, voor wie het gelooft, dus volmaakt om. Men zou beter kunnen zeggen dat de kompasnaald onklaar gemaakt wordt door de magnetische kracht van de politici en hun economische procureurs. Zie slechts de discussie, waarvan ik de stellingen in hoofdzaak zal weergeven.
*
Prof. Witteveen is er mee begonnen. Hij wil geen op productiviteitsverschillen per bedrijfstak gegronde differentiatie. Deze verschillen zijn namelijk toevallig, treden sprongsgewijze op en kunnen zeer groot worden. Dit is sociaal onbillijk en werkt economisch nadelig omdat expanderende sectoren door de hoge lonen geremd en achterblijvende sectoren door de lage lonen geprikkeld worden. Witteveen staat daarom kleine verschillen voor binnen het mechanisme van vraag en aanbod. Aldus wordt bereikt dat de vraag naar arbeidskrachten van de expanderende sectoren wordt bevredigd. Dat klinkt goed liberaal.
Toen kwam Prof. Tinbergen: hij vreest een bevriezing van de inkomensverdeling die op den duur onaanvaardbaar zou zijn voor de vakbeweging. De bestaande inkomensverdeling is niet de voor altijd meest bevredigende, zodat begrip gevraagd mag worden voor de noodzaak van een verdere verandering van de maatschappelijke orde. Tinbergen denkt een verdere nivellering te bereiken zonder economische evenwichten te verbreken: onderwijs, prijsconcurrentie, erfrechtbeperking, beperking van kapitaalwinstconsumptie en van ‘leven uit onkostenrekening’ e.d. - dat zijn belangen op lange termijn. Streeft men die na dan is het minder moeilijk om op korte termijn onnodige prijsstijgingen te voorkomen, stijgingen die jammer genoeg niet geheel te vermijden zijn. Over de vrije loonvorming treffen wij niets aan. Dat alles klinkt goed socialistisch.
Tenslotte kwam - afgezien van mindere goden - Romme met een nummertje helzapoppin. Romme houdt het bij de bedrijfstaksgewijze ontwikkeling van de produktiviteit, want hij heeft natuurlijk evenzeer zijn instinctieve apriori's als Witteveen en Tinbergen. Met deze oogkleppen op ontloopt hij de hoofdaanstichter van deze discussie. Witteveen wil in renderende bedrijfstakken een beperkte loonsverhoging plus enige prijsdaling, die de prijsstijging in de minder goede sectoren compenseert en aldus het prijspeil stabiliseert. Romme vindt dit socialistisch want de prijsdalingen eisen overheidsingrijpen. Alsof hij zelf de wet op de economische mededinging niet heeft helpen aannemen. In zijn eigen particuliere-initiatief-theorie heeft hij kennelijk weinig vertrouwen! Hij wil dus elke bedrijfstak doen profiteren van eigen vorderingen, tenzij... ‘het algemeen belang in de gort zou lopen’. Wat is dit anders dan het te ver uitlopen van sommige lonen waar Witteveen voor waarschuwt? Het wordt nog erger, want Witteveen wordt op het laatst helemaal als socialist uitgescholden. Hij had namelijk de euvele moed te stellen dat dezelfde soorten arbeiders die hetzelfde werk doen in principe hetzelfde loon moeten verdienen. Dit is nu voor Romme het bewijs dat de liberalen ‘een verbroederingsfeest vieren’ met de socialisten en de arbeiders zien als machines die alleen technische prestaties leveren in plaats van hen te beschouwen als ‘levend deel in een samenwerkende ondernemingsgemeenschap die er primair is voor de mensen die haar vormen’. Het komt ons voor dat een christelijk-sociale politiek een steviger fundament verdient.
*
De conclusie is eenvoudig. Iedereen heeft a priori gelijk, want het denken zorgt wel voor de rationalisatie achteraf. Zelfs de formele logica, het is filosofen bekend, is niet meer te vertrouwen. Desastreus is dit niet, want het dolle kompas doet er vis à vis de politiek-economische realiteit weinig toe. De lonen zullen voortaan zekere algemene ronden doormaken. Zij zullen voortaan per bedrijfstak lichtelijk gedifferentieerd worden. Om te grote differenties te voorkomen zal de overheid voortaan coördinerend ingrijpen en de laagst betaalden beschermen. In C.A.O.'s zullen werkgevers en werknemers voortaan onder toezicht van Rijksbemiddelaars tot overeenstemming komen. Een gematigmarktmechanisme van vraag en aanbod zal voortaan de aan- en afvoer van arbeiders regelen. Voortaan tenslotte zal de loonpolitiek tot een lichte inflatie leiden, daar de bedrijfstakken zich aan elkaar optrekken. Alles dus net zoals vroeger. Er is dus alle plaats voor een verbroederingsfeest, maar daarop mag Romme niet ontbreken.