Korte commentaren
Sprookjesdag
Is Prinsjesdag uit de tijd? De mevrouw die naast mij stond bij het kijken naar de gouden koets dacht van wel. Toen ik de droge toon hoorde en het humeurige gezicht zag, waarmee zij het zei, voelde ik mij solidair met de feestgangers en sprookjesvereerders, met de open monden van de kinderen om mij heen.
Wie deze manier van parlement openen een kinderachtige vertoning noemt, en in de lach schiet over de praaluniformen, heeft natuurlijk gelijk. Ter Braak heeft hierover, 25 jaar geleden, geschreven: ‘Wat mij het meest trof, was de infantiele toewijding aan dit alles: de volstrekte middelmatigheid, die zich verbergen moet achter schijnsuperioriteit, meent zich niet beter te kunnen verbergen dan door te verschijnen in ambtsgewaad. Men doet zijn best dat ambtsgewaad achteloos te dragen, als ware het niet in het minst een zorgvuldig voorbereide maskerade, als had het niet het onderwerp van uitgebreide besprekingen uitgemaakt tussen de heer en mevrouw Slotemaker de Bruïne en hun kleermaker’. En even verder: ‘Wie iets op de toewijding aan dit infantilisme waagt aan te merken, of het nu toevallig democratisch dan wel fascistisch heet, en van “speelgoed” spreekt, waar men gaarne “symboliek” hoort, is uit den aard der zaak een spelbreker, om niet te zeggen: speelgoedbreker. Indiaantjes zijn nooit bozer, dan wanneer men hen in hun spel stoort’.
Ik geloof dat de Indiaantjes gelijk hebben met boos te worden wanneer men hun plezier probeert te bederven. De optocht en de plechtigheid in de Ridderzaal zijn niet meer, maar ook niet minder dan een feest, een gemaskerd bal. Dat weet de menigte die zich de ogen uitkijkt; dat weten pers, radio en televisie die de gebeurtenissen verslaan terwille van de thuisblijvers; en dat weten, laat ik voorzichtig zijn, de meesten der deelnemers. Een verschil tussen een democratie, waarvan de gezagsdragers eens per jaar hun feestpak aantrekken, en een fascistische dictatuur, waarvan de heersers zich zelden in gewone kleren vertonen, is dat er ‘bij ons’ geen sprake is van slaafse eerbied voor de verklede paljas. Eerder van vrolijkheid over de droogstoppels, die ieder jaar één keer uit de band en in de houding springen, of over acteurs die tenminste eenmaal 's jaars openlijk voor hun acteurschap uitkomen.
Kinderen en ouders schreeuwden de commando's na, die de sergeanten hun soldaten toeriepen. Zij juichten toen de voorman van een trompetterscorps zijn staf in de lucht gooide, en zij zouden nog harder gejuicht hebben wanneer de stok ongevangen op de grond was gevallen. Zij keken nieuwsgierig en welwillend de gouden koets in. De kleine kinderen hadden meer aandacht voor de paarden en voor de bepluimde mutsen dan voor de mensen erop of eronder.
Prinsjesdag is in de eerste plaats een dag van volksvermaak, met de kermis op de achtergrond. Ik betwijfel of dat vroeger zoveel anders is geweest, en dus of men deze gebeurtenis, waarbij de regeerders voor de afwisseling eens zelf voor de clownerie en het sprookje zorgen en daarvoor geen troep komedianten hoeven te huren, uit de tijd mag noemen.
Voorzover bij de toeschouwers zwaardere gevoelens te bespeuren zijn, zoals die van bewondering, eerbied, genegenheid en verbondenheid, richten die zich voornamelijk op de drie mensen die door acht paarden getrokken worden, en in veel mindere mate op de anderen in stoet of Ridderzaal. Wanneer men de vormen ziet waarin deze gemeenschappelijke genegenheid zich openbaart, is het moeilijk daarin veel verontrustends te ontdekken. Bij het kijken en luisteren naar de menigte op Lange Voorhout en Tournooiveld zou men zelfs willen, dat de reacties feller en opgewondener waren, dat wij als bevolking wat meer beschikten over een Zuidamerikaans temperament.
Maar ook de betrekkelijk passieve reactie bij het langs komen van de gouden optocht bewijst dat het hier meer gaat om een geamuseerd willen worden dan om het betuigen van luidruchtige loyaliteit. Na afloop schreeuwt men voor het balkon van het paleisje om nog één keer te mogen kijken en zwaaien. Daarna trekt men opgetogen naar de plaats van het meeste lawaai, het Malieveld, waar de andere werktuigen van het plezier snorrend klaar staan.
K.L.P.