theaters in Tampere, een stadje van 50 000 inwoners, zo iets als Deventer of Tiel dus, stel ik me voor. Rijk en gemeenten geven, volgens Le Monde, jaarlijks ongeveer 75 miljoen gulden voor het toneel uit; daarin zijn dan nog niet begrepen de kosten voor de bouw van weer nieuwe theaters.
De keerzijde van de medaille een ergerlijk staaltje van overheidsbemoeizucht? Van het doden van het ‘particulier initiatief?’ Neen, ieder gezelschap is volmaakt vrij in de keuze van zijn repertoire - er is geen censuur op het toneel in Finland, er is ook geen ‘zachte’ overheidsdwang. Er zijn ongeveer twintig levende Finse toneelschrijvers, van wie de stukken geregeld worden opgenomen in de repertoires, die gemiddeld voor de helft uit buitenlandse stukken bestaan (Shakespeare, Tsjechow, Strindberg, Brecht en Camus behoren tot de geliefdste auteurs, zegt de verslaggever van Le Monde).
Het blad noemt deze feiten beschamend voor de Fransen: Finland, schrijft het, heeft tenslotte ook te maken met grote politieke moeilijkheden en het is armer dan welk ander land in Noord- of West-Europa ook, Ierland misschien uitgezonderd.
De Nederlander, nuchterder dan de Fransman, zou echter onmiddellijk een rekensommetje hebben gemaakt: alleen gelet op de inwoneraantallen zou Nederland dan ongeveer
90 beroepsgezelschappen er op na moeten houden en jaarlijks ongeveer 200 miljoen gulden voor het toneel moeten uitgeven. Hij zou dan nog geen rekening hebben gehouden met onze sterkere financiële positie, want hij had inmiddels - zeker als hij autorijder is - al met zijn wijsvinger naar zijn hoofd gewezen: de Finnen, die hij tot nu toe met veel vertedering voor een no-nonsense volkje van hardlopers en schaatsenrijders hield, zijn kennelijk getikt! (al was het maar door de noorderzon).
*
Zuig ik deze reactie van een Nederlander nu uit mijn duim? Ik geloof er niets van: in Maatstaf van november 1956 schreef Dr J. Hulsker van de afdeling kunsten van het ministerie van O.K. en W. met een onbewogen gezicht dat men toch echt niet zou kunnen volhouden dat er bij de Nederlandse regering sprake was van een ‘gemis aan een ernstige belangstelling voor de letterkunde’, als men wist dat die regering in 1955 niet minder dan f 220.000, - aan de ‘Letterkunde’ had uitgegeven! (Ik reken nu ook gauw even om: dat is de prijs van 250 meter autoweg, of... maar de vergelijkingen liggen voor de hand). Dit is geen oude koeien uit de sloot halen, want er is sindsdien in principe niets veranderd.