Tweeërlei anti-communisme
door H. van Galen Last
I. Jean-Paul Sartre
Jean-Paul Sartre, in Rome door de Messagero gevraagd naar zijn visie op het nozem-probleem, heeft, als men de berichten in Le Monde en de Figaro mag geloven, als zijn mening gegeven dat die nozems er zijn omdat wij ‘une crise anormale’ doormaken, als gevolg van de koude oorlog en van de onmacht van de volwassenen, zowel in het westen als in het oosten, om de ‘problèmes fondamentaux de la société’ op te lossen. Sartre heeft ontdekt dat de jongeren ondermijnd zijn door onzekerheid: ‘ils ne savent pas quoi faire’. Men moet bovendien goed bedenken, vindt hij, dat er een groot verschil is tussen de situatie na de tweede wereldoorlog, vergeleken bij die van na de eerste: toen was Rusland revolutionair, ‘anjourd'hui elle est sur une position de conservatisme réactionnaire’. Hij heeft de verslaggever van de Messagero dan ook de vertrouwelijke raad gegeven om geen lid te worden van de communistische partij: ‘entrer anjourd'hui dans un parti communiste, c'est entrer dans un parti politiquement conservateur’ (men voelt dat het vroeger anders was, in de gouden tijd van vadertje Stalin).
Die Italiaan moet overigens een geweldig koelbloedig man zijn geweest, want verre van zich te laten overrompelen door zoveel originele gezichtspunten, heeft hij het aangedurfd om Sartre te vragen hoe wij een oplossing kunnen vinden voor die abnormale crisis waarmee wij zijn opgescheept (als het nu nog maar een normale was geweest, hadden we het allemaal heel gewoon gevonden natuurlijk). Het antwoord, dat zonder aarzelen kwam, was van die verrassende eenvoud, die alleen bij heel beroemde mannen voorkomt: ‘Avant tout, par la paix et la fin de la guerre froide.’