ringsambtenaren ook, hoe wij ook zochten achter deuren en kasten. Wij gingen tenslotte tussen de schuifdeuren staan wachten, de dealer en ik, kijkend naar de regen op de betonnen parkeerplaats. Hij was al een oude vriend van mij geworden. Tien minuten stonden wij te kijken, een kwartier. Toen drong door het eentonige geruis van de regen klokgebeier tot ons door. Daar heb je het nu, dacht ik. De spanning is mij te sterk geworden, hallucinaties. Maar nee, ook de dealer keek op. Een begrafenis, ja, wie weet de keuringsambtenaar? Een diepe berusting zonk in mij neer.
Kijk, kijk, daar komt hij aan, dus toch nog. Was hij goed gehumeurd of slecht? Ach, natuurlijk slecht, want zijn broekspijpen waren nat geworden. Zonder groet fietste hij de garage in, stapte af en zette het rijwiel tegen een muur. Daarop verdween hij achter een deur. ‘Moeten wij niet wat doen?’, vroeg ik aan de dealer. ‘Bij hem aankloppen, ons melden?’
‘Nee, nee, niet doen’, zei mijn vriend. ‘Laat het nu maar aan mij over. Je moet de mensen nooit het gevoel geven te worden opgejaagd, daar koop je niets voor.’
Wij wachtten dus, de dealer onschuldig neuriënd. Na een minuut of vijf kwam de ambtenaar weer naar buiten. Ik kon nu beter zijn gezicht zien, een nog vrij jonge man, met bleke, ronde trekken. Hij begaf zich naar de achtermuur en nam een rubber slang van een haak. Een formidabel gesis vulde ineens de holle ruimte: perslucht tegen zijn natte broekspijpen. Geruime tijd bleef hij aan het blazen, de pijpen moeten goed nat zijn geweest. Toen nam hij nog een paar slokken uit zijn thermosfles en klaar was hij voor de keuring.
‘Die wagen is nog practisch nieuw’, merkte hij afkeurend op. Wij gaven toe dat het practisch nog een nieuwe auto was. Hij liep er voor langs, achter langs. Zou de wagen misschien te nieuw zijn, kon er nog iets anders mis zijn? Ik hield mijn hart vast.
Maar gelukkig, de rest van de keuring is uiterst snel verlopen. Ongeveer anderhalve minuut nam het. Richtingaanwijzer links uit, richtingaanwijzer rechts, achterlichten doen het? Ja, de wagen is goedgekeurd.
‘Meneer is zeker een kennis van de minister’, zei de ambtenaar met een slim lachje nadat wij aan een tafeltje in het wrak van de autobus nog een aantal formulieren hadden ingevuld.
‘Nee, hoe dat?’ vroeg ik verbaasd.
‘Nou, dat is toch wel duidelijk. Al die haast, zèlf maar de formulieren meenemen en zo. Normaal gaat dat met de post hoor.’
Wij gingen weer op weg. Aan de andere kant van de stad moesten wij nu zijn, bij de Gemeentelijke Gasfabriek. Daar gingen wij op de geijkte weegbrug verder boeten voor de zonde een uitzonderingsgeval te zijn.
A.L.S.