De ondeelbare vrijheid
door B.F.N. Böcker
De heer Eijkelboom heeft in nr. 12 van dit blad een artikel geschreven over een nieuwe doorbraak tussen socialisme en liberalisme. Er hoeft volgens de schrijver alleen wat arbeiderisme en wat telegrafisme te worden opgeruimd en dan kan men elkaar in de armen vallen.
Immers, welk rechtgeaard liberaal zou niet juichen bij de woorden van de heer De Kadt, dat het moderne socialisme de maatschappij wil ordenen juist terwille van het individualisme? (cursivering van de heer Eijkelboom).
Het recept van de heren De Kadt, Eijkelboom en hun geestverwanten in P.v.d.A. en V.V.D. is heel eenvoudig. Je trekt gewoon een scheidslijn tussen het economische leven en het privé-leven. Het economische leven regel je zo efficiënt mogelijk en het individu ‘door die verzorging bevrijd van duizend pietluttigheden’ kan zich vrij ontplooien. Wie van mening is, dat persoonlijke vrijheid zou worden bedreigd door economische organisatie, onderscheidt ziel en portemonnee niet meer van elkaar.
Het klinkt erg eenvoudig en logisch, vandaar, dat de conservatieven er niet veel meer dan onbenulligheden tegen in weten te brengen. Dat heeft meteen het voordeel, dat de idee des te helderder straalt tegen de duistere achtergrond van De Telegraaf.
Maar dat het goed klinkt, neemt niet weg, dat het onzin is. De vrijheid is niet deelbaar. Een ondernemer, die door overheidsmaatregelen op allerlei wijze aan banden wordt gelegd, verliest daarmee persoonlijke vrijheid. Zijn werk betekent iets voor zijn persoon, hij leeft net zo goed in zijn economische bezigheden als in zijn vrije tijd. Hij is trots op zijn produkten als zij er bij de kopers in gaan en hij is even trots op de resultaten van zijn werk: een mooi huis, een auto, beleggingen. Zijn economische vrijheid verhoogt zijn persoonlijke vrijheid, precies zoals de economische onvrijheid der negentiende-eeuwse arbeiders hun persoonlijke onvrijheid verhoogde. De ondernemers, en dan bedoel ik niet in de eerste plaats de grote ondernemers, maar vooral de boeren en de middenstanders, zijn niet verlangend te worden ontlast van ‘duizend pietluttigheden’, tenzij van de pietluttigheden, die hun door de overheid worden opgelegd. Maar de arbeiders, zojuist bevrijd van eindeloze, eentonige werkdagen, begrijpen niet, hoe economische arbeid iemand voldoening kan verschaffen, een gevoel van vrijheid kan geven. Hun werk is ook nu nog eentonig en vervelend. Pas na vijven begint het leven.
Een aantal intellectuelen beoordeelt de economische arbeid op dezelfde wijze. Hun werk verschaft voldoening op zichzelf, zij kunnen zich niet voorstellen, dat het leiden van een bedrijf, zaken doen, winst maken, eigendommen verwerven en beheren, persoonlijke vrijheid kan betekenen. Economische arbeid lijkt hun een noodzakelijk kwaad, dat in lagere regionen door automatisering, in hogere regionen door efficiency zoveel mogelijk kan worden beperkt. Als de zelfstandige ondernemers zich verzetten, doen zij dat uit hebzucht. Zij moeten, desnoods tegen hun zin, bevrijd worden van hun werk. Het ideaal is 's morgens vóór de koffie een uurtje administratie en dan... de vrije tijd in waar de vrije persoonlijkheid zich naar believen kan ontplooien. Alleen de intellectuelen blijven achter hun schrijftafel zitten en kijken door het raam met een vaderlijke glimlach naar de verkeersopstoppingen.
Maar als voor verkeersopstoppingen de zin en het geld zijn verdwenen, wat dan? De meest actieven zullen een konijnenhok gaan timmeren. En dan? Een boek lezen? Dat wordt al bedenkelijker. Na een paar weken zullen de met vrije tijd zo rijkelijk gezegenden merken, dat hun individualiteit zelfs bij de grootste ontplooiing niet toereikend is om een hele lange dag in het wilde weg op te vullen. Zij missen de sociale status, de voldoening iets van nut te presteren, de uitingsmogelijkheid voor hun creativiteit, die het werk hun geeft. Het vrije ‘privéleven’ blijkt pas iets te betekenen, als het een achtergrond heeft. De enige tevredenen zijn de intellectuelen. Hun creativiteit, hun status en hun gevoel van maatschappelijke waarde hebben niet geleden.