Het Hollands Weekblad is niet opgericht om gelegenheid te geven tot diskussie over de vraag of het socialisme misschien dood is, in een tijd waarin alle kwesties van maatschappelijke organisatie kwesties zijn van meer of minder toepassing van socialistische beginselen. Certain, 'tis certain; very sure, very sure: death, as the Psalmist saith, is certain to all; all shall die; en op zijn laatst sinds Paul Valéry weten wij dat het ook voor beschavingen geldt. Intussen kan ik mij niet voorstellen wat de heer Gans te bieden zou hebben dat niet al veel langer ‘dood’ is dan het socialisme. Liberalisme? Kapitalisme? Individualisme? Ik vermoed dat hij het socialisme opgevat wil zien als een tijdelijke afwijking van de Europese traditie, die dringend aan correctie toe is. Er zijn geloof ik mensen die een dergelijk soort opvatting in ernst aanhangen. Een zinnige dialoog is met hen niet mogelijk. ‘Ik begrijp niet dat de socialisten niet inzien dat de mensen alleen voor geld willen werken’, hoorde ik onlangs iemand zeggen; een goeie voor zo'n artikel van de heer Gans, leek hij mij - misschien zou hij het zelfs 's avonds in ernst kunnen lezen.
Over het algemeen dient het artikel zijn lezers alleen als ontbijt-variété, neem ik aan. Dat is het interessante van het verschijnsel. De lezer zit aan zijn ontbijt in een ochtendhumeur en denkt: Waarom is alles toch zo vervelend, mijn binnenste niet uitgezonderd? De heer Gans legt het hem uit: het is de schuld van het dode socialisme. Wat een onzin eigenlijk, denkt de lezer wel eens, maar het doet hem toch goed op zijn nuchtere maag. Honderd jaar geleden, voordat die slappe socialisten het spel kwamen bederven met hun ethische praatjes, denkt hij, was het hier een ruig en avontuurlijk land. Potverdomme, dat was andere koek. Grote daden! Visie! Koloniën! Niets weggeven! Wie is er sindsdien gelukkiger geworden? Die arbeiders, met hun televisietoestellen? Gaat het daar soms om, in het leven? Nozems, dat is het hele socialisme. Nozems!
Ik herinner mij een film van een jaar of tien geleden, met Mickey Rooney in de hoofdrol. Hij wou eerst dokter worden, maar bedacht zich en koos zich een carrière als drummer in een jazzband. Jongen, zei zijn moeder tegen hem, op het eerste gehoor
stelt het mij een beetje teleur, maar bij nadere overweging weet ik, de mensen genezen en hun geluk brengen met muziek, dat is allebei mooi. - Ik vond het toen onzinnig, maar langzamerhand niet meer zo. Laat mij de mensen niet de kost geven die op hun sterfbed van meer dankbaarheid jegens drummers dan jegens dokters vervuld zijn.
Het onloochenbare verschil tussen een carrière als dokter en als drummer is dat het, gegeven een zeker talent voor slaan op maat, meer intelligentie vergt om de eerste te maken. Zo is het ook in een vergelijking van de heer Gans met een medewerker aan het Hollands Weekblad. De heer Gans heeft gebroken met de intelligentie. ‘Het socialisme is een overleden instelling’. Het socialisme een instelling: als Pietje dat tegen de meester zei, was de beurt dadelijk aan Jantje, maar de heer Gans zit niet in de klas, hij staat in de krant. Wie zal kunnen beweren dat velen hem niet met dankbaarheid zullen gedenken op hun sterfbed, voor alles wat hij gedaan heeft om hun ochtendhumeur te motiveren of er de onzinnigheid van te laten voelen? Daartegenover kunnen wij ons hier in dit blad alleen verheugen op de stemmen van een paar mensen die het aardig vonden af en toe een aannemelijke visie op de verschijnselen van hun tijd te zoeken. Het lukt meestal maar half, en het heeft zelden zo'n onmiddellijk verkwikkende werking als een verzekering dat de rotzooi van deze misselijke tijd geen begrip waard is.
Wij kunnen dan de heer Gans wel verwijten dat hij steeds weer met dezelfde rare slogans aankomt, en mensen die een poging doen om iets op te helderen voor lafaards uitmaakt; dat hij onbetrouwbare persoonlijke gegevens uitwerkt aan de hand van willekeurig geinterpreteerde citaten; dat hij krom Nederlands schrijft (zijn ‘instelling’; zijn ‘toestand die in Frankrijk al manifest geworden is, het in Engeland bezig aan 't worden is,...’; zijn ‘geen enkele aardigheid..., behalve de thans duidelijk wordende afschrikwekkende onvoldaanheid en verveling’); maar wij moeten nooit vergeten dat men met overwegingen, reserves en logica een ochtendhumeur niet bevredigen kan. Een begrip geven, daar is de heer Gans misschien niet toe in staat; een begrip zijn, dat heeft hij bereikt. Velen zijn hem liefde en respect verschuldigd.